القصص

Het Verhaal

Al-Qaṣaṣ

Hoofdstuk: 28
Verzen: 88

Vertaler: Sofian S. Siregar

Taal: Nederlands

بِسْمِ اللَّهِ الرَّحْمَٰنِ الرَّحِيمِ

In naam van Allah, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle

1
Hoofdstuk 28 : Vers 1

طسٓمٓ

Tha Sîn Mîm.

Transliteratie

Taseenmeem

2
Hoofdstuk 28 : Vers 2

تِلْكَ ءَايَـٰتُ ٱلْكِتَـٰبِ ٱلْمُبِينِ

Dit zijn de Verzen van het duidelijke Boek.

Transliteratie

Tilka ayatu alkitabi almubeeni

3
Hoofdstuk 28 : Vers 3

نَتْلُوا۟ عَلَيْكَ مِن نَّبَإِ مُوسَىٰ وَفِرْعَوْنَ بِٱلْحَقِّ لِقَوْمٍ يُؤْمِنُونَ

Wij dragen jou van de geschiedenissen van Môesa en Fir'aun voor, volgens de Waarheid, voor een volk dat gelooft.

Transliteratie

Natloo AAalayka min nabai moosa wafirAAawna bialhaqqi liqawmin yuminoona

4
Hoofdstuk 28 : Vers 4

إِنَّ فِرْعَوْنَ عَلَا فِى ٱلْأَرْضِ وَجَعَلَ أَهْلَهَا شِيَعًا يَسْتَضْعِفُ طَآئِفَةً مِّنْهُمْ يُذَبِّحُ أَبْنَآءَهُمْ وَيَسْتَحْىِۦ نِسَآءَهُمْ ۚ إِنَّهُۥ كَانَ مِنَ ٱلْمُفْسِدِينَ

Voorwaar, Fir'aun wag hoogmoedig in het land en hij verdeelde haar mensen in partijen. Hij onderdrukte een groep van hen: hij slachtte hun zonen en hij liet hun vrouwen leven. Voorwaar, hij behoorde tot de verderfzaaiers.

Transliteratie

Inna firAAawna AAala fee alardi wajaAAala ahlaha shiyaAAan yastadAAifu taifatan minhum yuthabbihu abnaahum wayastahyee nisaahum innahu kana mina almufsideena

5
Hoofdstuk 28 : Vers 5

وَنُرِيدُ أَن نَّمُنَّ عَلَى ٱلَّذِينَ ٱسْتُضْعِفُوا۟ فِى ٱلْأَرْضِ وَنَجْعَلَهُمْ أَئِمَّةً وَنَجْعَلَهُمُ ٱلْوَٰرِثِينَ

En Wij wilden de onderdrukten in het land een gunst schenken. En Wij maakten hen tot leiders en Wij maakten ben tot erfgenamen.

Transliteratie

Wanureedu an namunna AAala allatheena istudAAifoo fee alardi wanajAAalahum aimmatan wanajAAalahumu alwaritheena

6
Hoofdstuk 28 : Vers 6

وَنُمَكِّنَ لَهُمْ فِى ٱلْأَرْضِ وَنُرِىَ فِرْعَوْنَ وَهَـٰمَـٰنَ وَجُنُودَهُمَا مِنْهُم مَّا كَانُوا۟ يَحْذَرُونَ

En Wij vestigden hen op aarde en Wij toonden Fir'aun,. en Hâmân en hun troepen onder hen dat waar zij bevreesd voor waren.

Transliteratie

Wanumakkina lahum fee alardi wanuriya firAAawna wahamana wajunoodahuma minhum ma kanoo yahtharoona

7
Hoofdstuk 28 : Vers 7

وَأَوْحَيْنَآ إِلَىٰٓ أُمِّ مُوسَىٰٓ أَنْ أَرْضِعِيهِ ۖ فَإِذَا خِفْتِ عَلَيْهِ فَأَلْقِيهِ فِى ٱلْيَمِّ وَلَا تَخَافِى وَلَا تَحْزَنِىٓ ۖ إِنَّا رَآدُّوهُ إِلَيْكِ وَجَاعِلُوهُ مِنَ ٱلْمُرْسَلِينَ

En Wij inspireerden aan de moeder van Môesa: "Zoog hem", maar als jij voor hem vreest, werp hem dan in de rivier, en vrees niet en treur niet: voorwaar, Wij zullen hem bij jou terugbrengen en hem tot één van de Boodschappers maken.

Transliteratie

Waawhayna ila ommi moosa an ardiAAeehi faitha khifti AAalayhi faalqeehi fee alyammi wala takhafee wala tahzanee inna raddoohu ilayki wajaAAiloohu mina almursaleena

8
Hoofdstuk 28 : Vers 8

فَٱلْتَقَطَهُۥٓ ءَالُ فِرْعَوْنَ لِيَكُونَ لَهُمْ عَدُوًّا وَحَزَنًا ۗ إِنَّ فِرْعَوْنَ وَهَـٰمَـٰنَ وَجُنُودَهُمَا كَانُوا۟ خَـٰطِـِٔينَ

Toen pikten de mensen van Fir'aun hem op (uit de rivier), zodat hij een vijand van hen zou worden en een bron van droefenis. Voorwaar, Fir'aun, Hâmân en hun legers waren zondaren.

Transliteratie

Failtaqatahu alu firAAawna liyakoona lahum AAaduwwan wahazanan inna firAAawna wahamana wajunoodahuma kanoo khatieena

9
Hoofdstuk 28 : Vers 9

وَقَالَتِ ٱمْرَأَتُ فِرْعَوْنَ قُرَّتُ عَيْنٍ لِّى وَلَكَ ۖ لَا تَقْتُلُوهُ عَسَىٰٓ أَن يَنفَعَنَآ أَوْ نَتَّخِذَهُۥ وَلَدًا وَهُمْ لَا يَشْعُرُونَ

En de vrouw van Fir'aun zei: "Hij is een verkoeling voor mijn en jouw oog. Doodt hem niet, moge hij ons baten, of kunnen wij hem als zoon annemen," En zij beseften niet.

Transliteratie

Waqalati imraatu firAAawna qurratu AAaynin lee walaka la taqtuloohu AAasa an yanfaAAana aw nattakhithahu waladan wahum la yashAAuroona

10
Hoofdstuk 28 : Vers 10

وَأَصْبَحَ فُؤَادُ أُمِّ مُوسَىٰ فَـٰرِغًا ۖ إِن كَادَتْ لَتُبْدِى بِهِۦ لَوْلَآ أَن رَّبَطْنَا عَلَىٰ قَلْبِهَا لِتَكُونَ مِنَ ٱلْمُؤْمِنِينَ

En het hart van de moeder van Môesa werd leeg, en zij had het (geheim) bijna onthuld, als Wij haar hart niet versterkt hadden, zodat zij tot de gelovigen behoorde.

Transliteratie

Waasbaha fuadu ommi moosa farighan in kadat latubdee bihi lawla an rabatna AAala qalbiha litakoona mina almumineena

11
Hoofdstuk 28 : Vers 11

وَقَالَتْ لِأُخْتِهِۦ قُصِّيهِ ۖ فَبَصُرَتْ بِهِۦ عَن جُنُبٍ وَهُمْ لَا يَشْعُرُونَ

En zij zei tegen zijn (Môesa) zuster: "Volg hem." En zo bekeek zij hem op een afstand, terwijl zij het niet beseften.

Transliteratie

Waqalat liokhtihi qusseehi fabasurat bihi AAan junubin wahum la yashAAuroona

12
Hoofdstuk 28 : Vers 12

وَحَرَّمْنَا عَلَيْهِ ٱلْمَرَاضِعَ مِن قَبْلُ فَقَالَتْ هَلْ أَدُلُّكُمْ عَلَىٰٓ أَهْلِ بَيْتٍ يَكْفُلُونَهُۥ لَكُمْ وَهُمْ لَهُۥ نَـٰصِحُونَ

En Wij hebben hem daarvóór zoogmoeders verboden. En zij (zijn zuster) zei (tegen de familie van Fir'aun): "Zal ik jullie een huisgezin wijzen dat hem voor jullie zal verzorgen en hem opvoeden?"

Transliteratie

Waharramna AAalayhi almaradiAAa min qablu faqalat hal adullukum AAala ahli baytin yakfuloonahu lakum wahum lahu nasihoona

13
Hoofdstuk 28 : Vers 13

فَرَدَدْنَـٰهُ إِلَىٰٓ أُمِّهِۦ كَىْ تَقَرَّ عَيْنُهَا وَلَا تَحْزَنَ وَلِتَعْلَمَ أَنَّ وَعْدَ ٱللَّهِ حَقٌّ وَلَـٰكِنَّ أَكْثَرَهُمْ لَا يَعْلَمُونَ

Toen deden Wij hem tot zijn moeder terugkeren, opdat haar oog verkoeld werd en zij niet bedroefd was, en opdat zij wist dat de belofte van Allah waar is. Maar de meesten van hen weten niet.

Transliteratie

Faradadnahu ila ommihi kay taqarra AAaynuha wala tahzana walitaAAlama anna waAAda Allahi haqqun walakinna aktharahum la yaAAlamoona

14
Hoofdstuk 28 : Vers 14

وَلَمَّا بَلَغَ أَشُدَّهُۥ وَٱسْتَوَىٰٓ ءَاتَيْنَـٰهُ حُكْمًا وَعِلْمًا ۚ وَكَذَٰلِكَ نَجْزِى ٱلْمُحْسِنِينَ

En toen hij zijn volle kracht had bereikt, en volgroeid was, gaven Wij hem wijsheid en kennis. En zo belonen Wij de weldoeners.

Transliteratie

Walamma balagha ashuddahu waistawa ataynahu hukman waAAilman wakathalika najzee almuhsineena

15
Hoofdstuk 28 : Vers 15

وَدَخَلَ ٱلْمَدِينَةَ عَلَىٰ حِينِ غَفْلَةٍ مِّنْ أَهْلِهَا فَوَجَدَ فِيهَا رَجُلَيْنِ يَقْتَتِلَانِ هَـٰذَا مِن شِيعَتِهِۦ وَهَـٰذَا مِنْ عَدُوِّهِۦ ۖ فَٱسْتَغَـٰثَهُ ٱلَّذِى مِن شِيعَتِهِۦ عَلَى ٱلَّذِى مِنْ عَدُوِّهِۦ فَوَكَزَهُۥ مُوسَىٰ فَقَضَىٰ عَلَيْهِ ۖ قَالَ هَـٰذَا مِنْ عَمَلِ ٱلشَّيْطَـٰنِ ۖ إِنَّهُۥ عَدُوٌّ مُّضِلٌّ مُّبِينٌ

En hij kwam de stad binnen op een tijd dat haar mensen onachtzaam waren, en hij vond daar twee mannen die vochten: de één van zijn groep (de Kinderen van Israël) en de ander van zijn vijanden (de mensen van Fir'aun). Daarop vroeg degene van zijn groep hem om hulp tegen degene van zijn vijand. Toen sloeg Môesa hem met zijn vuist en doodde hem (per ongeluk). Hij zei: "Dit behoort tot het werk van de Satan: voorwaar, hij is een vijand die duidelijk doet dwalen."

Transliteratie

Wadakhala almadeenata AAala heeni ghaflatin min ahliha fawajada feeha rajulayni yaqtatilani hatha min sheeAAatihi wahatha min AAaduwwihi faistaghathahu allathee min sheeAAatihi AAala allathee min AAaduwwihi fawakazahu moosa faqada AAalayhi qala hatha min AAamali alshshaytani innahu AAaduwwun mudillun mubeenun

16
Hoofdstuk 28 : Vers 16

قَالَ رَبِّ إِنِّى ظَلَمْتُ نَفْسِى فَٱغْفِرْ لِى فَغَفَرَ لَهُۥٓ ۚ إِنَّهُۥ هُوَ ٱلْغَفُورُ ٱلرَّحِيمُ

Hij zei: "Mijn Heer, voorwaar, ik heb mijzelf onrecht aangedaan, dus vergeef mij." Daarop vergaf Hij hem. Voorwaar, Hij is de Vergevensgezinde, de Meest Barmhartige.

Transliteratie

Qala rabbi innee thalamtu nafsee faighfir lee faghafara lahu innahu huwa alghafooru alrraheemu

17
Hoofdstuk 28 : Vers 17

قَالَ رَبِّ بِمَآ أَنْعَمْتَ عَلَىَّ فَلَنْ أَكُونَ ظَهِيرًا لِّلْمُجْرِمِينَ

Hij (Môesa) zei: "Mijn Heer, door de gunst die U mij geschonken heeft, zal ik nooit meer een helper zijn voor de misdadigers.

Transliteratie

Qala rabbi bima anAAamta AAalayya falan akoona thaheeran lilmujrimeena

18
Hoofdstuk 28 : Vers 18

فَأَصْبَحَ فِى ٱلْمَدِينَةِ خَآئِفًا يَتَرَقَّبُ فَإِذَا ٱلَّذِى ٱسْتَنصَرَهُۥ بِٱلْأَمْسِ يَسْتَصْرِخُهُۥ ۚ قَالَ لَهُۥ مُوسَىٰٓ إِنَّكَ لَغَوِىٌّ مُّبِينٌ

Toen werd hij bang in de stad en was op zijn hoede, toen daar degene was die de vorige dag om zijn hulp gevraagd had. Hij vroeg hem (opnieuw) om hulp. Môesa zei tot hem: "Voorwaar, jij bent zeker een duidelijk dwalende."

Transliteratie

Faasbaha fee almadeenati khaifan yataraqqabu faitha allathee istansarahu bialamsi yastasrikhuhu qala lahu moosa innaka laghawiyyun mubeenun

19
Hoofdstuk 28 : Vers 19

فَلَمَّآ أَنْ أَرَادَ أَن يَبْطِشَ بِٱلَّذِى هُوَ عَدُوٌّ لَّهُمَا قَالَ يَـٰمُوسَىٰٓ أَتُرِيدُ أَن تَقْتُلَنِى كَمَا قَتَلْتَ نَفْسًۢا بِٱلْأَمْسِ ۖ إِن تُرِيدُ إِلَّآ أَن تَكُونَ جَبَّارًا فِى ٱلْأَرْضِ وَمَا تُرِيدُ أَن تَكُونَ مِنَ ٱلْمُصْلِحِينَ

Maar toen hij (Môesa) degene wilde grijpen, die een vijand van hen beiden was, zei deze: "O Môesa, wil jij mij vermoorden, zoals jij gisteren een ziel gedood hebt? Jij wenst slechts een tiran te worden op de aarde en jij wenst niet tot de verzoeners te behoren."

Transliteratie

Falamma an arada an yabtisha biallathee huwa AAaduwwun lahuma qala ya moosa atureedu an taqtulanee kama qatalta nafsan bialamsi in tureedu illa an takoona jabbaran fee alardi wama tureedu an takoona mina almusliheena

20
Hoofdstuk 28 : Vers 20

وَجَآءَ رَجُلٌ مِّنْ أَقْصَا ٱلْمَدِينَةِ يَسْعَىٰ قَالَ يَـٰمُوسَىٰٓ إِنَّ ٱلْمَلَأَ يَأْتَمِرُونَ بِكَ لِيَقْتُلُوكَ فَٱخْرُجْ إِنِّى لَكَ مِنَ ٱلنَّـٰصِحِينَ

En een man kwam aanrennen van het andere einde van de stad, terwijl hij riep: "De vooraanstaanden beramen een list om jou te vermoorden. Vertrek daarom: voorwaar, ik behoor tot de raadgevers voor jou."

Transliteratie

Wajaa rajulun min aqsa almadeenati yasAAa qala ya moosa inna almalaa yatamiroona bika liyaqtulooka faokhruj innee laka mina alnnasiheena

21
Hoofdstuk 28 : Vers 21

فَخَرَجَ مِنْهَا خَآئِفًا يَتَرَقَّبُ ۖ قَالَ رَبِّ نَجِّنِى مِنَ ٱلْقَوْمِ ٱلظَّـٰلِمِينَ

Daarom vertrok hij van daar, vrezend en op zijn hoede. Hij zei: "Mijn Heer, red mij van het onrechtvaardige volk."

Transliteratie

Fakharaja minha khaifan yataraqqabu qala rabbi najjinee mina alqawmi alththalimeena

22
Hoofdstuk 28 : Vers 22

وَلَمَّا تَوَجَّهَ تِلْقَآءَ مَدْيَنَ قَالَ عَسَىٰ رَبِّىٓ أَن يَهْدِيَنِى سَوَآءَ ٱلسَّبِيلِ

En toen hij in de richting van Madyan ging, zei hij: "Moge mijn Heer mij op de rechte Weg leiden."

Transliteratie

Walamma tawajjaha tilqaa madyana qala AAasa rabbee an yahdiyanee sawaa alssabeeli

23
Hoofdstuk 28 : Vers 23

وَلَمَّا وَرَدَ مَآءَ مَدْيَنَ وَجَدَ عَلَيْهِ أُمَّةً مِّنَ ٱلنَّاسِ يَسْقُونَ وَوَجَدَ مِن دُونِهِمُ ٱمْرَأَتَيْنِ تَذُودَانِ ۖ قَالَ مَا خَطْبُكُمَا ۖ قَالَتَا لَا نَسْقِى حَتَّىٰ يُصْدِرَ ٱلرِّعَآءُ ۖ وَأَبُونَا شَيْخٌ كَبِيرٌ

En toen hij het water van Madyan bereikte, vond hij daar een groep mensen die hun vee te drinken gaf. En Hij trof naast hen twee vrouwen aan die hun vee tegenhielden. Hij zei. "Wat is er met jullie aan de hand?" Zij zeiden: "Wij laten het vee pas drinken als de herders weggaan en onze vader is een zeer oude man."

Transliteratie

Walamma warada maa madyana wajada AAalayhi ommatan mina alnnasi yasqoona wawajada min doonihimu imraatayni tathoodani qala ma khatbukuma qalata la nasqee hatta yusdira alrriAAao waaboona shaykhun kabeerun

24
Hoofdstuk 28 : Vers 24

فَسَقَىٰ لَهُمَا ثُمَّ تَوَلَّىٰٓ إِلَى ٱلظِّلِّ فَقَالَ رَبِّ إِنِّى لِمَآ أَنزَلْتَ إِلَىَّ مِنْ خَيْرٍ فَقِيرٌ

Toen gaf hij hun vee voor hen te drinken. Toen trok hij zich terug in de schaduw, en zei: "Mijn Heer, ik heb behoefte aan het goede dat U tot mij neerzendt."

Transliteratie

Fasaqa lahuma thumma tawalla ila alththilli faqala rabbi innee lima anzalta ilayya min khayrin faqeerun

25
Hoofdstuk 28 : Vers 25

فَجَآءَتْهُ إِحْدَىٰهُمَا تَمْشِى عَلَى ٱسْتِحْيَآءٍ قَالَتْ إِنَّ أَبِى يَدْعُوكَ لِيَجْزِيَكَ أَجْرَ مَا سَقَيْتَ لَنَا ۚ فَلَمَّا جَآءَهُۥ وَقَصَّ عَلَيْهِ ٱلْقَصَصَ قَالَ لَا تَخَفْ ۖ نَجَوْتَ مِنَ ٱلْقَوْمِ ٱلظَّـٰلِمِينَ

Toen kwam een van de twee (vrouwen) verlegen naar heen toelopen, en zei: "Voorwaar, mijn vader roept jou om te komen, om jou te belonen, omdat jij ons vee te drinken hebt gegeven." En toen hij bij hem kwam en hem het verhaal vertelde, zei hij: "Wees niet bang, jij hebt je gered van het onrechtvaardige volk."

Transliteratie

Fajaathu ihdahuma tamshee AAala istihyain qalat inna abee yadAAooka liyajziyaka ajra ma saqayta lana falamma jaahu waqassa AAalayhi alqasasa qala la takhaf najawta mina alqawmi alththalimeena

26
Hoofdstuk 28 : Vers 26

قَالَتْ إِحْدَىٰهُمَا يَـٰٓأَبَتِ ٱسْتَـْٔجِرْهُ ۖ إِنَّ خَيْرَ مَنِ ٱسْتَـْٔجَرْتَ ٱلْقَوِىُّ ٱلْأَمِينُ

Een van de twee (vrouwen) zei: "O vader, neem hem toch in dienst. Voorwaar, de beste die je in dienst kan nemen is de betrouwbare sterke.

Transliteratie

Qalat ihdahuma ya abati istajirhu inna khayra mani istajarta alqawiyyu alameenu

27
Hoofdstuk 28 : Vers 27

قَالَ إِنِّىٓ أُرِيدُ أَنْ أُنكِحَكَ إِحْدَى ٱبْنَتَىَّ هَـٰتَيْنِ عَلَىٰٓ أَن تَأْجُرَنِى ثَمَـٰنِىَ حِجَجٍ ۖ فَإِنْ أَتْمَمْتَ عَشْرًا فَمِنْ عِندِكَ ۖ وَمَآ أُرِيدُ أَنْ أَشُقَّ عَلَيْكَ ۚ سَتَجِدُنِىٓ إِن شَآءَ ٱللَّهُ مِنَ ٱلصَّـٰلِحِينَ

Hij zei: "Voorwaar, ik wens dat jij met een van deze dochters van mij trouwt, op voorwaarde dat jij ach tjaar bij mij in dienst komt. Maar als jij er tien vervult, dan is dat aan jou. Ik wil het jou niet moeilijk maken, jij zult bevinden dat ik, als Allah het wil, tot de oprechten behoor."

Transliteratie

Qala innee oreedu an onkihaka ihda ibnatayya hatayni AAala an tajuranee thamaniya hijajin fain atmamta AAashran famin AAindika wama oreedu an ashuqqa AAalayka satajidunee in shaa Allahu mina alssaliheena

28
Hoofdstuk 28 : Vers 28

قَالَ ذَٰلِكَ بَيْنِى وَبَيْنَكَ ۖ أَيَّمَا ٱلْأَجَلَيْنِ قَضَيْتُ فَلَا عُدْوَٰنَ عَلَىَّ ۖ وَٱللَّهُ عَلَىٰ مَا نَقُولُ وَكِيلٌ

Hij (Môesa) zei: "Laat dit zo zijn tussen mij en jou. Welke van de twee termijnen ik ook vervul, laat er geen onvrede tegen mij zijn en Allah is Berschermer over wat wij zeggen."

Transliteratie

Qala thalika baynee wabaynaka ayyama alajalayni qadaytu fala AAudwana AAalayya waAllahu AAala ma naqoolu wakeelun

29
Hoofdstuk 28 : Vers 29

فَلَمَّا قَضَىٰ مُوسَى ٱلْأَجَلَ وَسَارَ بِأَهْلِهِۦٓ ءَانَسَ مِن جَانِبِ ٱلطُّورِ نَارًا قَالَ لِأَهْلِهِ ٱمْكُثُوٓا۟ إِنِّىٓ ءَانَسْتُ نَارًا لَّعَلِّىٓ ءَاتِيكُم مِّنْهَا بِخَبَرٍ أَوْ جَذْوَةٍ مِّنَ ٱلنَّارِ لَعَلَّكُمْ تَصْطَلُونَ

En toen Môesa de termijn vervuld had, en niet zijn familie reisde, zag hij aan de zijkant van (de berg) Thôer vuur. Hij zei tot zijn familie: "Blijft, want ik heb een vuur gezien. Moge ik jullie daarover nieuws brengen of een fakkel van het vuur meenemen, hopelijk verwarmen jullie (je ermee)."

Transliteratie

Falamma qada moosaalajala wasara biahlihi anasa min janibi alttoori naran qala liahlihi omkuthoo innee anastu naran laAAallee ateekum minha bikhabarin aw jathwatin mina alnnari laAAallakum tastaloona

30
Hoofdstuk 28 : Vers 30

فَلَمَّآ أَتَىٰهَا نُودِىَ مِن شَـٰطِئِ ٱلْوَادِ ٱلْأَيْمَنِ فِى ٱلْبُقْعَةِ ٱلْمُبَـٰرَكَةِ مِنَ ٱلشَّجَرَةِ أَن يَـٰمُوسَىٰٓ إِنِّىٓ أَنَا ٱللَّهُ رَبُّ ٱلْعَـٰلَمِينَ

Maar toen hij daar ankwam, werd hij geroepen vanaf de rechterzijde van de vallei, op de gezegende plaats, van bij een boom: "O Môesa, voorwaar, Ik ben Allah, Heer der Werelden!

Transliteratie

Falamma ataha noodiya min shatii alwadi alaymani fee albuqAAati almubarakati mina alshshajarati an ya moosa innee ana Allahu rabbu alAAalameena

31
Hoofdstuk 28 : Vers 31

وَأَنْ أَلْقِ عَصَاكَ ۖ فَلَمَّا رَءَاهَا تَهْتَزُّ كَأَنَّهَا جَآنٌّ وَلَّىٰ مُدْبِرًا وَلَمْ يُعَقِّبْ ۚ يَـٰمُوسَىٰٓ أَقْبِلْ وَلَا تَخَفْ ۖ إِنَّكَ مِنَ ٱلْـَٔامِنِينَ

En werp jouw staf neer!" Toen hij deze zag, bewoog die alsof zij een slang was, toen keerde hij zich haastig om, en koek niet om. (Allah zei:) "O Môesa, kom naderbij, en wees niet bang: voorwaar, jij behoort tot hen die veilig zijn.

Transliteratie

Waan alqi AAasaka falamma raaha tahtazzu kaannaha jannun walla mudbiran walam yuAAaqqib ya moosa aqbil wala takhaf innaka mina alamineena

32
Hoofdstuk 28 : Vers 32

ٱسْلُكْ يَدَكَ فِى جَيْبِكَ تَخْرُجْ بَيْضَآءَ مِنْ غَيْرِ سُوٓءٍ وَٱضْمُمْ إِلَيْكَ جَنَاحَكَ مِنَ ٱلرَّهْبِ ۖ فَذَٰنِكَ بُرْهَـٰنَانِ مِن رَّبِّكَ إِلَىٰ فِرْعَوْنَ وَمَلَإِي۟هِۦٓ ۚ إِنَّهُمْ كَانُوا۟ قَوْمًا فَـٰسِقِينَ

Stop jouw hand onder jouw kraag, en hij zal wit schijnen, zonder ziek te zijn. En hou jouw arm tegen jouw zijde tegen de angst. Dit zijn twee Tekenen van jouw Heer tegen Fir'aun en zijn vooraanstanden. Voorwaar, zij zijn een zwaar zondig volk."'

Transliteratie

Osluk yadaka fee jaybika takhruj baydaa min ghayri sooin waodmum ilayka janahaka mina alrrahbi fathanika burhanani min rabbika ila firAAawna wamalaihi innahum kanoo qawman fasiqeena

33
Hoofdstuk 28 : Vers 33

قَالَ رَبِّ إِنِّى قَتَلْتُ مِنْهُمْ نَفْسًا فَأَخَافُ أَن يَقْتُلُونِ

Hij (Môesa) zei: "Mijn Heer, voorwaar, ik heb iemand van hen doodgeslagen en ik ben bang dat zij mij doden.

Transliteratie

Qala rabbi innee qataltu minhum nafsan faakhafu an yaqtulooni

34
Hoofdstuk 28 : Vers 34

وَأَخِى هَـٰرُونُ هُوَ أَفْصَحُ مِنِّى لِسَانًا فَأَرْسِلْهُ مَعِىَ رِدْءًا يُصَدِّقُنِىٓ ۖ إِنِّىٓ أَخَافُ أَن يُكَذِّبُونِ

Mijn broeder Hârôen kan beter spreken dan ik. Stuur hem daarom met mij als een helper die mij bevestigt: voorwaar, ik ben bang dat zij mij loochenen."

Transliteratie

Waakhee haroonu huwa afsahu minnee lisanan faarsilhu maAAiya ridan yusaddiqunee innee akhafu an yukaththibooni

35
Hoofdstuk 28 : Vers 35

قَالَ سَنَشُدُّ عَضُدَكَ بِأَخِيكَ وَنَجْعَلُ لَكُمَا سُلْطَـٰنًا فَلَا يَصِلُونَ إِلَيْكُمَا ۚ بِـَٔايَـٰتِنَآ أَنتُمَا وَمَنِ ٱتَّبَعَكُمَا ٱلْغَـٰلِبُونَ

Hij (Allah) zei: "Wij zallen jou versterken met jouw broeder en Wij zullen jullie beiden gezag geven, zodat zij jullie niet kunnen bereiken. (Vertrek) met Onze Tekenen, jullie beiden en degenen die jullie volgen zullen overwinnaars zijn."

Transliteratie

Qala sanashuddu AAadudaka biakheeka wanajAAalu lakuma sultanan fala yasiloona ilaykuma biayatina antuma wamani ittabaAAakuma alghaliboona

36
Hoofdstuk 28 : Vers 36

فَلَمَّا جَآءَهُم مُّوسَىٰ بِـَٔايَـٰتِنَا بَيِّنَـٰتٍ قَالُوا۟ مَا هَـٰذَآ إِلَّا سِحْرٌ مُّفْتَرًى وَمَا سَمِعْنَا بِهَـٰذَا فِىٓ ءَابَآئِنَا ٱلْأَوَّلِينَ

En toen Môesa tot hen kwam met Onze duidelijke Tekenen, zeiden zei: "Dit is slechts verzonnen tovenarij, wij hebben dit niet gehoord van onze voorvaderen."

Transliteratie

Falamma jaahum moosa biayatina bayyinatin qaloo ma hatha illa sihrun muftaran wama samiAAna bihatha fee abaina alawwaleena

37
Hoofdstuk 28 : Vers 37

وَقَالَ مُوسَىٰ رَبِّىٓ أَعْلَمُ بِمَن جَآءَ بِٱلْهُدَىٰ مِنْ عِندِهِۦ وَمَن تَكُونُ لَهُۥ عَـٰقِبَةُ ٱلدَّارِ ۖ إِنَّهُۥ لَا يُفْلِحُ ٱلظَّـٰلِمُونَ

En Môesa zei: "Mijn Heer weet het beste wie met de Leiding van Zijn Zijde kwam en voor wie (het Paradijs) het einde van het huis (van deze wereld) is. Voorwaar, de onrechtvaardigen zullen niet welslagen."

Transliteratie

Waqala moosa rabbee aAAlamu biman jaa bialhuda min AAindihi waman takoonu lahu AAaqibatu alddari innahu la yuflihu alththalimoona

38
Hoofdstuk 28 : Vers 38

وَقَالَ فِرْعَوْنُ يَـٰٓأَيُّهَا ٱلْمَلَأُ مَا عَلِمْتُ لَكُم مِّنْ إِلَـٰهٍ غَيْرِى فَأَوْقِدْ لِى يَـٰهَـٰمَـٰنُ عَلَى ٱلطِّينِ فَٱجْعَل لِّى صَرْحًا لَّعَلِّىٓ أَطَّلِعُ إِلَىٰٓ إِلَـٰهِ مُوسَىٰ وَإِنِّى لَأَظُنُّهُۥ مِنَ ٱلْكَـٰذِبِينَ

En Fir'aun zei: "O vooraanstaanden, ik weet geen andere god dan ikzelf voor jullie. Steek daarom voor mij, O Hâmân, een vuur aan (van een oven om) klei (te bakken voor de stenen van) een toren voor mij, moge ik opstijgen naar de god van Môesa. En voorwaar, ik veronderstel zeker dat hij tot de leugenaars behoort."

Transliteratie

Waqala firAAawnu ya ayyuha almalao ma AAalimtu lakum min ilahin ghayree faawqid lee ya hamanu AAala altteeni faijAAal lee sarhan laAAallee attaliAAu ila ilahi moosa wainnee laathunnuhu mina alkathibeena

39
Hoofdstuk 28 : Vers 39

وَٱسْتَكْبَرَ هُوَ وَجُنُودُهُۥ فِى ٱلْأَرْضِ بِغَيْرِ ٱلْحَقِّ وَظَنُّوٓا۟ أَنَّهُمْ إِلَيْنَا لَا يُرْجَعُونَ

En hij en zijn troepen warm hoogmoedig op aarde, zonder het recht te hebben, en zij veronderstelden dat zij niet tot Ons zouden worden teruggekeerd.

Transliteratie

Waistakbara huwa wajunooduhu fee alardi bighayri alhaqqi wathannoo annahum ilayna la yurjaAAoona

40
Hoofdstuk 28 : Vers 40

فَأَخَذْنَـٰهُ وَجُنُودَهُۥ فَنَبَذْنَـٰهُمْ فِى ٱلْيَمِّ ۖ فَٱنظُرْ كَيْفَ كَانَ عَـٰقِبَةُ ٱلظَّـٰلِمِينَ

Wij grepen daarom hem en zijn troepen, toen wierpen Wij hen in de zee. Zie hoe het einde was van de onrechtvaardigen.

Transliteratie

Faakhathnahu wajunoodahu fanabathnahum fee alyammi faonthur kayfa kana AAaqibatu alththalimeena

41
Hoofdstuk 28 : Vers 41

وَجَعَلْنَـٰهُمْ أَئِمَّةً يَدْعُونَ إِلَى ٱلنَّارِ ۖ وَيَوْمَ ٱلْقِيَـٰمَةِ لَا يُنصَرُونَ

En Wij maakten hein leiders, die oproepen tot de Hel. En op de Dag der Opstanding zullen zij niet geholpen worden.

Transliteratie

WajaAAalnahum aimmatan yadAAoona ila alnnari wayawma alqiyamati la yunsaroona

42
Hoofdstuk 28 : Vers 42

وَأَتْبَعْنَـٰهُمْ فِى هَـٰذِهِ ٱلدُّنْيَا لَعْنَةً ۖ وَيَوْمَ ٱلْقِيَـٰمَةِ هُم مِّنَ ٱلْمَقْبُوحِينَ

En Wij vervolgden hen in dit leven met een vloek. En op de Dag der Opstanding zullen zij tot de verachten behoren.

Transliteratie

WaatbaAAnahum fee hathihi alddunya laAAnatan wayawma alqiyamati hum mina almaqbooheena

43
Hoofdstuk 28 : Vers 43

وَلَقَدْ ءَاتَيْنَا مُوسَى ٱلْكِتَـٰبَ مِنۢ بَعْدِ مَآ أَهْلَكْنَا ٱلْقُرُونَ ٱلْأُولَىٰ بَصَآئِرَ لِلنَّاسِ وَهُدًى وَرَحْمَةً لَّعَلَّهُمْ يَتَذَكَّرُونَ

En voorzeker, Wij gaven Môesa de Schrift (de Taurât), nadat Wij de eerdere generaties vernietigd hadden, als een verbeldering voor de mensen en als Leiding en Barmhartigheid. Hopelijk zullen zij zich taten vermanen.

Transliteratie

Walaqad atayna moosa alkitaba min baAAdi ma ahlakna alquroona aloola basaira lilnnasi wahudan warahmatan laAAallahum yatathakkaroona

44
Hoofdstuk 28 : Vers 44

وَمَا كُنتَ بِجَانِبِ ٱلْغَرْبِىِّ إِذْ قَضَيْنَآ إِلَىٰ مُوسَى ٱلْأَمْرَ وَمَا كُنتَ مِنَ ٱلشَّـٰهِدِينَ

En jij (O Moehammad) was niet op de westkant van (de berg) "Thôer, toen Wij aan Môesa het bevel openbaarden, en jij behoorde niet toT de gettuigen.

Transliteratie

Wama kunta bijanibi algharbiyyi ith qadayna ila moosa alamra wama kunta mina alshshahideena

45
Hoofdstuk 28 : Vers 45

وَلَـٰكِنَّآ أَنشَأْنَا قُرُونًا فَتَطَاوَلَ عَلَيْهِمُ ٱلْعُمُرُ ۚ وَمَا كُنتَ ثَاوِيًا فِىٓ أَهْلِ مَدْيَنَ تَتْلُوا۟ عَلَيْهِمْ ءَايَـٰتِنَا وَلَـٰكِنَّا كُنَّا مُرْسِلِينَ

Maar Wij brachten nieuwe generaties voort en hun levens werden verlengd. En jij woonde niet bij de bewoners van Madyan om Onze Verzen aan hen voor te dragen. En Wij zijn het Die (Boodschappers) zouden.

Transliteratie

Walakinna anshana quroonan fatatawala AAalayhimu alAAumuru wama kunta thawiyan fee ahli madyana tatloo AAalayhim ayatina walakinna kunna mursileena

46
Hoofdstuk 28 : Vers 46

وَمَا كُنتَ بِجَانِبِ ٱلطُّورِ إِذْ نَادَيْنَا وَلَـٰكِن رَّحْمَةً مِّن رَّبِّكَ لِتُنذِرَ قَوْمًا مَّآ أَتَىٰهُم مِّن نَّذِيرٍ مِّن قَبْلِكَ لَعَلَّهُمْ يَتَذَكَّرُونَ

En jij was niet op de zijkant van Thôer toen Wij riepen. Maar het is dank zij de Barmhartigheid van jouw Heer dat jij er bent om een volk, waartoe vóór jou geen waarschuwer kwam, te waarschuwen. Hopelijk zullen zij zich laten vermanen.

Transliteratie

Wama kunta bijanibi alttoori ith nadayna walakin rahmatan min rabbika litunthira qawman ma atahum min natheerin min qablika laAAallahum yatathakkaroona

47
Hoofdstuk 28 : Vers 47

وَلَوْلَآ أَن تُصِيبَهُم مُّصِيبَةٌۢ بِمَا قَدَّمَتْ أَيْدِيهِمْ فَيَقُولُوا۟ رَبَّنَا لَوْلَآ أَرْسَلْتَ إِلَيْنَا رَسُولًا فَنَتَّبِعَ ءَايَـٰتِكَ وَنَكُونَ مِنَ ٱلْمُؤْمِنِينَ

Opdat, wanneer een ramp door wat hun handen eerder verricht hebben hen treft, zij niet zouden zeggen: "Onze Heer, had U maar een Boodschapper gestuurd, dan zouden Wij Uw Tekenen gevolgd hebben en wij zouden tot de gelovigen behoren."

Transliteratie

Walawla an tuseebahum museebatun bima qaddamat aydeehim fayaqooloo rabbana lawla arsalta ilayna rasoolan fanattabiAAa ayatika wanakoona mina almumineena

48
Hoofdstuk 28 : Vers 48

فَلَمَّا جَآءَهُمُ ٱلْحَقُّ مِنْ عِندِنَا قَالُوا۟ لَوْلَآ أُوتِىَ مِثْلَ مَآ أُوتِىَ مُوسَىٰٓ ۚ أَوَلَمْ يَكْفُرُوا۟ بِمَآ أُوتِىَ مُوسَىٰ مِن قَبْلُ ۖ قَالُوا۟ سِحْرَانِ تَظَـٰهَرَا وَقَالُوٓا۟ إِنَّا بِكُلٍّ كَـٰفِرُونَ

Toen dan de Waarheid van Onze Zijde tot hen kwam, zeiden zij: "Was hem (Moehammad) maar hetzelfde gegeven als wat Môesa gegeven was! Maar loochenden zij dan niet eerder wat Môesa gegeven was? Zij zeiden: "Dit zijn twee tovenaars, die elkaar helpen." En zij zeiden: "Wij geloven geen van allen!"

Transliteratie

Falamma jaahumu alhaqqu min AAindina qaloo lawla ootiya mithla ma ootiya moosa awalam yakfuroo bima ootiya moosa min qablu qaloo sihrani tathahara waqaloo inna bikullin kafiroona

49
Hoofdstuk 28 : Vers 49

قُلْ فَأْتُوا۟ بِكِتَـٰبٍ مِّنْ عِندِ ٱللَّهِ هُوَ أَهْدَىٰ مِنْهُمَآ أَتَّبِعْهُ إِن كُنتُمْ صَـٰدِقِينَ

Zeg (O Moehammad): "Breng dan een Boek van Allah dat een betere Leiding geeft dan deze twee, dan zal ik het volgen, als jullie waarachtigen zijn!"

Transliteratie

Qul fatoo bikitabin min AAindi Allahi huwa ahda minhuma attabiAAhu in kuntum sadiqeena

50
Hoofdstuk 28 : Vers 50

فَإِن لَّمْ يَسْتَجِيبُوا۟ لَكَ فَٱعْلَمْ أَنَّمَا يَتَّبِعُونَ أَهْوَآءَهُمْ ۚ وَمَنْ أَضَلُّ مِمَّنِ ٱتَّبَعَ هَوَىٰهُ بِغَيْرِ هُدًى مِّنَ ٱللَّهِ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ لَا يَهْدِى ٱلْقَوْمَ ٱلظَّـٰلِمِينَ

Als zij jou den geen antwoord geven, weet dan dat zij slechts hun begeerten volgen. En wie dwaalt er meer dan wie er zonder Leiding van Allah zijn begeerten volgt? Voorwaar, Allah leidt het onrechtvaardige volk niet.

Transliteratie

Fain lam yastajeeboo laka faiAAlam annama yattabiAAoona ahwaahum waman adallu mimmani ittabaAAa hawahu bighayri hudan mina Allahi inna Allaha la yahdee alqawma alththalimeena

51
Hoofdstuk 28 : Vers 51

وَلَقَدْ وَصَّلْنَا لَهُمُ ٱلْقَوْلَ لَعَلَّهُمْ يَتَذَكَّرُونَ

En voorzeker, Wij openbaarden hun achtereenvolgens het Woord, hopelijk zullen zij zich laten vermanen.

Transliteratie

Walaqad wassalna lahumu alqawla laAAallahum yatathakkaroona

52
Hoofdstuk 28 : Vers 52

ٱلَّذِينَ ءَاتَيْنَـٰهُمُ ٱلْكِتَـٰبَ مِن قَبْلِهِۦ هُم بِهِۦ يُؤْمِنُونَ

Degenen die Wij daarvóór (vóór de Koran) de Schrift gegeven hebben: zij geloven erin.

Transliteratie

Allatheena ataynahumu alkitaba min qablihi hum bihi yuminoona

53
Hoofdstuk 28 : Vers 53

وَإِذَا يُتْلَىٰ عَلَيْهِمْ قَالُوٓا۟ ءَامَنَّا بِهِۦٓ إِنَّهُ ٱلْحَقُّ مِن رَّبِّنَآ إِنَّا كُنَّا مِن قَبْلِهِۦ مُسْلِمِينَ

En wanneer hij (de Koran) aan hen voorgedragen wordt, zeggen zij: "Wij geloven erin. Voorwaar, het is de Waarheid van onze Heer. Voorwaar, wij hadden ons ervóór al overgegeven (aan Allah)." En welke dingen jullie ook gegeven werden: zij zijn de genietingen van het wereldse leven en haar versiering. Maar wat van de Zijde van Allah komt is beter en blijvender. Begrijpen jullie dan niet?

Transliteratie

Waitha yutla AAalayhim qaloo amanna bihi innahu alhaqqu min rabbina inna kunna min qablihi muslimeena

54
Hoofdstuk 28 : Vers 54

أُو۟لَـٰٓئِكَ يُؤْتَوْنَ أَجْرَهُم مَّرَّتَيْنِ بِمَا صَبَرُوا۟ وَيَدْرَءُونَ بِٱلْحَسَنَةِ ٱلسَّيِّئَةَ وَمِمَّا رَزَقْنَـٰهُمْ يُنفِقُونَ

Diegenen zal tweemaal hun beloning gegeven worden: omdat zij geduldig waren en zij met het goede het kwade afwendden; en omdat zij uitgeven van dat waar Wij hen mee voorzien hebben.

Transliteratie

Olaika yutawna ajrahum marratayni bima sabaroo wayadraoona bialhasanati alssayyiata wamimma razaqnahum yunfiqoona

55
Hoofdstuk 28 : Vers 55

وَإِذَا سَمِعُوا۟ ٱللَّغْوَ أَعْرَضُوا۟ عَنْهُ وَقَالُوا۟ لَنَآ أَعْمَـٰلُنَا وَلَكُمْ أَعْمَـٰلُكُمْ سَلَـٰمٌ عَلَيْكُمْ لَا نَبْتَغِى ٱلْجَـٰهِلِينَ

En wanneer zij nutteloos gepraat hoorden, wendden zij zich af, en zeiden: "Voor ons onze daden en voor jullie jullie daden, vrede zij met jullie, wij zoeken de onwetenden niet op."

Transliteratie

Waitha samiAAoo allaghwa aAAradoo AAanhu waqaloo lana aAAmaluna walakum aAAmalukum salamun AAalaykum la nabtaghee aljahileena

56
Hoofdstuk 28 : Vers 56

إِنَّكَ لَا تَهْدِى مَنْ أَحْبَبْتَ وَلَـٰكِنَّ ٱللَّهَ يَهْدِى مَن يَشَآءُ ۚ وَهُوَ أَعْلَمُ بِٱلْمُهْتَدِينَ

Voorwaar, jij kunt degene die jij liefhebt geen leiding geven. Maar Allah leidt wie Hij wil, en Hij kent degenen die leiding volgen het best.

Transliteratie

Innaka la tahdee man ahbabta walakinna Allaha yahdee man yashao wahuwa aAAlamu bialmuhtadeena

57
Hoofdstuk 28 : Vers 57

وَقَالُوٓا۟ إِن نَّتَّبِعِ ٱلْهُدَىٰ مَعَكَ نُتَخَطَّفْ مِنْ أَرْضِنَآ ۚ أَوَلَمْ نُمَكِّن لَّهُمْ حَرَمًا ءَامِنًا يُجْبَىٰٓ إِلَيْهِ ثَمَرَٰتُ كُلِّ شَىْءٍ رِّزْقًا مِّن لَّدُنَّا وَلَـٰكِنَّ أَكْثَرَهُمْ لَا يَعْلَمُونَ

En zij zeiden: "Als wij de leiding met jou volgen, dan worden wij uit ons land gedreven." Hebben Wij hen dan niet op een gewijde en een veilige plaats doen vestigen, waaheen allerlei soorten vruchten worden gebracht, als een levensvoorziening van Onze zijde? Maar de meesten van hen weten het niet.

Transliteratie

Waqaloo in nattabiAAi alhuda maAAaka nutakhattaf min ardina awalam numakkin lahum haraman aminan yujba ilayhi thamaratu kulli shayin rizqan min ladunna walakinna aktharahum la yaAAlamoona

58
Hoofdstuk 28 : Vers 58

وَكَمْ أَهْلَكْنَا مِن قَرْيَةٍۭ بَطِرَتْ مَعِيشَتَهَا ۖ فَتِلْكَ مَسَـٰكِنُهُمْ لَمْ تُسْكَن مِّنۢ بَعْدِهِمْ إِلَّا قَلِيلًا ۖ وَكُنَّا نَحْنُ ٱلْوَٰرِثِينَ

En hoeveel steden hebben Wij niet vernietigd die overdreven met hun genietingen? En dat zijn hun woningen, er wonen na hen slechts weinigen. En Wij waren de erfgenamen.

Transliteratie

Wakam ahlakna min qaryatin batirat maAAeeshataha fatilka masakinuhum lam tuskan min baAAdihim illa qaleelan wakunna nahnu alwaritheena

59
Hoofdstuk 28 : Vers 59

وَمَا كَانَ رَبُّكَ مُهْلِكَ ٱلْقُرَىٰ حَتَّىٰ يَبْعَثَ فِىٓ أُمِّهَا رَسُولًا يَتْلُوا۟ عَلَيْهِمْ ءَايَـٰتِنَا ۚ وَمَا كُنَّا مُهْلِكِى ٱلْقُرَىٰٓ إِلَّا وَأَهْلُهَا ظَـٰلِمُونَ

En jouw Heer was geen vernietiger van de steden vóórdat Hij tot hun hoofdstad een boodschapper had gestuurd die hen Onze verzen voordroeg. En Wij waren geen vernietiger van de stad, tenzij haar bewoners onrechtvaardig waren.

Transliteratie

Wama kana rabbuka muhlika alqura hatta yabAAatha fee ommiha rasoolan yatloo AAalayhim ayatina wama kunna muhlikee alqura illa waahluha thalimoona

60
Hoofdstuk 28 : Vers 60

وَمَآ أُوتِيتُم مِّن شَىْءٍ فَمَتَـٰعُ ٱلْحَيَوٰةِ ٱلدُّنْيَا وَزِينَتُهَا ۚ وَمَا عِندَ ٱللَّهِ خَيْرٌ وَأَبْقَىٰٓ ۚ أَفَلَا تَعْقِلُونَ

En welke dingen jullie ook gegeven werden: zij zijn de genietingen van het wereldse leven en haar versiering. Maar wat van de zijde van Allah komt is beter en blijvender. Begrijpen jullie dat dan niet?

Transliteratie

Wama ooteetum min shayin famataAAu alhayati alddunya wazeenatuha wama AAinda Allahi khayrun waabqa afala taAAqiloona

61
Hoofdstuk 28 : Vers 61

أَفَمَن وَعَدْنَـٰهُ وَعْدًا حَسَنًا فَهُوَ لَـٰقِيهِ كَمَن مَّتَّعْنَـٰهُ مَتَـٰعَ ٱلْحَيَوٰةِ ٱلدُّنْيَا ثُمَّ هُوَ يَوْمَ ٱلْقِيَـٰمَةِ مِنَ ٱلْمُحْضَرِينَ

Is iemand aait wie Wij een goede belofte hebben gedaan en die (de vervulling) ervan krijgt, als iemand die Wij hebben doen genieten van de genietingen van het wereldse leven en die dan op de Dag der Opstanding tot de voorgeleiden (voor de bestraffing) behoort?

Transliteratie

Afaman waAAadnahu waAAdan hasanan fahuwa laqeehi kaman mattaAAnahu mataAAa alhayati alddunya thumma huwa yawma alqiyamati mina almuhdareena

62
Hoofdstuk 28 : Vers 62

وَيَوْمَ يُنَادِيهِمْ فَيَقُولُ أَيْنَ شُرَكَآءِىَ ٱلَّذِينَ كُنتُمْ تَزْعُمُونَ

En op de Dag dat Hij hen zal roepen, zal Hij zeggen: "Waar zijn Mijn deelgenoten, degenen die jullie veronderstelden (te bestaan)?"

Transliteratie

Wayawma yunadeehim fayaqoolu ayna shurakaiya allatheena kuntum tazAAumoona

63
Hoofdstuk 28 : Vers 63

قَالَ ٱلَّذِينَ حَقَّ عَلَيْهِمُ ٱلْقَوْلُ رَبَّنَا هَـٰٓؤُلَآءِ ٱلَّذِينَ أَغْوَيْنَآ أَغْوَيْنَـٰهُمْ كَمَا غَوَيْنَا ۖ تَبَرَّأْنَآ إِلَيْكَ ۖ مَا كَانُوٓا۟ إِيَّانَا يَعْبُدُونَ

Degenen voor wie het Woord bewaarheid wordt, zullen zeggen: "Onze Heer, zij zijn degenen die wij deden dwalen. Wij hebben hen doen dwalen zoals wij zelf dwaalden. Wij verontschuldigen ons bij U. Zij aanbaden ons niet."

Transliteratie

Qala allatheena haqqa AAalayhimu alqawlu rabbana haolai allatheena aghwayna aghwaynahum kama ghawayna tabarrana ilayka ma kanoo iyyana yaAAbudoona

64
Hoofdstuk 28 : Vers 64

وَقِيلَ ٱدْعُوا۟ شُرَكَآءَكُمْ فَدَعَوْهُمْ فَلَمْ يَسْتَجِيبُوا۟ لَهُمْ وَرَأَوُا۟ ٱلْعَذَابَ ۚ لَوْ أَنَّهُمْ كَانُوا۟ يَهْتَدُونَ

En er wordt gezegd: "Roept jullie deelgenoten aan!" Zij zullen hen aanroepen, maar zij zullen geen gehoor aan hen geven en zij zullen de bestraffing zien. Hadden zij man Leiding gevolgd!

Transliteratie

Waqeela odAAoo shurakaakum fadaAAawhum falam yastajeeboo lahum waraawoo alAAathaba law annahum kanoo yahtadoona

65
Hoofdstuk 28 : Vers 65

وَيَوْمَ يُنَادِيهِمْ فَيَقُولُ مَاذَآ أَجَبْتُمُ ٱلْمُرْسَلِينَ

En op die Dag zal Hij hen roepen, terwijl Hij zegt: "Wat is het dat jullie de Boodschappers hebben geantwoord?"

Transliteratie

Wayawma yunadeehim fayaqoolu matha ajabtumu almursaleena

66
Hoofdstuk 28 : Vers 66

فَعَمِيَتْ عَلَيْهِمُ ٱلْأَنۢبَآءُ يَوْمَئِذٍ فَهُمْ لَا يَتَسَآءَلُونَ

Maar op die Dag zullen voor hen de argumenten duister blijven en zij zullen het niet aan elkaar (kunnen) vragen.

Transliteratie

FaAAamiyat AAalayhimu alanbao yawmaithin fahum la yatasaaloona

67
Hoofdstuk 28 : Vers 67

فَأَمَّا مَن تَابَ وَءَامَنَ وَعَمِلَ صَـٰلِحًا فَعَسَىٰٓ أَن يَكُونَ مِنَ ٱلْمُفْلِحِينَ

Maar wie berouw had en geloofde en goede daden verrichtte: moge hij dan tot de welslagenden behoren.

Transliteratie

Faamma man taba waamana waAAamila salihan faAAasa an yakoona mina almufliheena

68
Hoofdstuk 28 : Vers 68

وَرَبُّكَ يَخْلُقُ مَا يَشَآءُ وَيَخْتَارُ ۗ مَا كَانَ لَهُمُ ٱلْخِيَرَةُ ۚ سُبْحَـٰنَ ٱللَّهِ وَتَعَـٰلَىٰ عَمَّا يُشْرِكُونَ

En jouw Heer schept wat Hij wil en Hij verkiest (wie Hij wil). Het is niet aan hen om te kiezen. Heilig is Allah en Verheven boven wat zij aan deelgenoten (aan Hem) toekennen.

Transliteratie

Warabbuka yakhluqu ma yashao wayakhtaru ma kana lahumu alkhiyaratu subhana Allahi wataAAala AAamma yushrikoona

69
Hoofdstuk 28 : Vers 69

وَرَبُّكَ يَعْلَمُ مَا تُكِنُّ صُدُورُهُمْ وَمَا يُعْلِنُونَ

En jouw Heer wed wat hun harten verbergen en wat zij openlijk doen.

Transliteratie

Warabbuka yaAAlamu ma tukinnu sudooruhum wama yuAAlinoona

70
Hoofdstuk 28 : Vers 70

وَهُوَ ٱللَّهُ لَآ إِلَـٰهَ إِلَّا هُوَ ۖ لَهُ ٱلْحَمْدُ فِى ٱلْأُولَىٰ وَٱلْـَٔاخِرَةِ ۖ وَلَهُ ٱلْحُكْمُ وَإِلَيْهِ تُرْجَعُونَ

En Hij is Allah, er is geen god dan Hij. Aan Hem behoort alle lof, op deze wereld en in het Hiernamaals, en aan Hem behoort het oordeel en tot Hem zullen jullie teruggekeerd worden.

Transliteratie

Wahuwa Allahu la ilaha illa huwa lahu alhamdu fee aloola waalakhirati walahu alhukmu wailayhi turjaAAoona

71
Hoofdstuk 28 : Vers 71

قُلْ أَرَءَيْتُمْ إِن جَعَلَ ٱللَّهُ عَلَيْكُمُ ٱلَّيْلَ سَرْمَدًا إِلَىٰ يَوْمِ ٱلْقِيَـٰمَةِ مَنْ إِلَـٰهٌ غَيْرُ ٱللَّهِ يَأْتِيكُم بِضِيَآءٍ ۖ أَفَلَا تَسْمَعُونَ

Zeg (O Moehammad): "Wat dachten jullie: als Allah de nacht zou doen voortduren tot aan de Dag der Opstanding; welke god, anders dan Allah, zou er zijn die jullie licht brengt? Luisteren jullie dan niet?"

Transliteratie

Qul araaytum in jaAAala Allahu AAalaykumu allayla sarmadan ila yawmi alqiyamati man ilahun ghayru Allahi yateekum bidiyain afala tasmaAAoona

72
Hoofdstuk 28 : Vers 72

قُلْ أَرَءَيْتُمْ إِن جَعَلَ ٱللَّهُ عَلَيْكُمُ ٱلنَّهَارَ سَرْمَدًا إِلَىٰ يَوْمِ ٱلْقِيَـٰمَةِ مَنْ إِلَـٰهٌ غَيْرُ ٱللَّهِ يَأْتِيكُم بِلَيْلٍ تَسْكُنُونَ فِيهِ ۖ أَفَلَا تُبْصِرُونَ

Zeg: "Wat dachten jullie: als Allah de dag zou doen voortduren tot de Dag der Opstanding, welke god, anders den Allah, zou er zijn die jullie een nacht geeft om in uit te rusten? Zien jullie dan niet?

Transliteratie

Qul araaytum in jaAAala Allahu AAalaykumu alnnahara sarmadan ila yawmi alqiyamati man ilahun ghayru Allahi yateekum bilaylin taskunoona feehi afala tubsiroona

73
Hoofdstuk 28 : Vers 73

وَمِن رَّحْمَتِهِۦ جَعَلَ لَكُمُ ٱلَّيْلَ وَٱلنَّهَارَ لِتَسْكُنُوا۟ فِيهِ وَلِتَبْتَغُوا۟ مِن فَضْلِهِۦ وَلَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ

En het behoort tot Zijn Barmhartigheid dat Hij voor jullie de nacht en de dag gemaakt heeft om in uit te rusten en Zijn gunsten te zoeken. Hopelijk zullen jullie dankbaar zijn.

Transliteratie

Wamin rahmatihi jaAAala lakumu allayla waalnnahara litaskunoo feehi walitabtaghoo min fadlihi walaAAallakum tashkuroona

74
Hoofdstuk 28 : Vers 74

وَيَوْمَ يُنَادِيهِمْ فَيَقُولُ أَيْنَ شُرَكَآءِىَ ٱلَّذِينَ كُنتُمْ تَزْعُمُونَ

En op die Dag mept Hij hen, en zegt: "Waar zijn Mijn deelgenoten, degenen die jullie veronderstelden (te bestaan)?"

Transliteratie

Wayawma yunadeehim fayaqoolu ayna shurakaiya allatheena kuntum tazAAumoona

75
Hoofdstuk 28 : Vers 75

وَنَزَعْنَا مِن كُلِّ أُمَّةٍ شَهِيدًا فَقُلْنَا هَاتُوا۟ بُرْهَـٰنَكُمْ فَعَلِمُوٓا۟ أَنَّ ٱلْحَقَّ لِلَّهِ وَضَلَّ عَنْهُم مَّا كَانُوا۟ يَفْتَرُونَ

En Wij brengen uit iedere gemeenschap een getuige (een Profeet) naar voren en Wij zeggen: "Brengt jullie bewijzen!" Dan zullen zij weten dat de Waarheid aan Allah toebehoort. En wat zij plachten te verzinnen is van hen verdwenen.

Transliteratie

WanazaAAna min kulli ommatin shaheedan faqulna hatoo burhanakum faAAalimoo anna alhaqqa lillahi wadalla AAanhum ma kanoo yaftaroona

76
Hoofdstuk 28 : Vers 76

إِنَّ قَـٰرُونَ كَانَ مِن قَوْمِ مُوسَىٰ فَبَغَىٰ عَلَيْهِمْ ۖ وَءَاتَيْنَـٰهُ مِنَ ٱلْكُنُوزِ مَآ إِنَّ مَفَاتِحَهُۥ لَتَنُوٓأُ بِٱلْعُصْبَةِ أُو۟لِى ٱلْقُوَّةِ إِذْ قَالَ لَهُۥ قَوْمُهُۥ لَا تَفْرَحْ ۖ إِنَّ ٱللَّهَ لَا يُحِبُّ ٱلْفَرِحِينَ

Voorwaar, Qârôen behoorde tot het volk van Môesa, maar Hij bedroog hen. En Wij schonken hem zoveel schatten dat hun sleutels met moeite door een groep sterke mannen gedragen zouden kunnen worden. (Gedenkt) toen zijn volk tot hem zei: "Wees niet hoogmoedig: voorwaar, Allah houdt niet van de hoogmoedigen.

Transliteratie

Inna qaroona kana min qawmi moosa fabagha AAalayhim waataynahu mina alkunoozi ma inna mafatihahu latanooo bialAAusbati olee alquwwati ith qala lahu qawmuhu la tafrah inna Allaha la yuhibbu alfariheena

77
Hoofdstuk 28 : Vers 77

وَٱبْتَغِ فِيمَآ ءَاتَىٰكَ ٱللَّهُ ٱلدَّارَ ٱلْـَٔاخِرَةَ ۖ وَلَا تَنسَ نَصِيبَكَ مِنَ ٱلدُّنْيَا ۖ وَأَحْسِن كَمَآ أَحْسَنَ ٱللَّهُ إِلَيْكَ ۖ وَلَا تَبْغِ ٱلْفَسَادَ فِى ٱلْأَرْضِ ۖ إِنَّ ٱللَّهَ لَا يُحِبُّ ٱلْمُفْسِدِينَ

En zoek met wat Allah jou gegeven heeft het Huis van het Hiernamaals en vergeet niet jouw deel in de wereld. En doe goed zoals Allah jou goed heeft gedaan en zoek geen verderf op de aarde. Voorwaar. Allah houdt niet van de verderfzaaiers."

Transliteratie

Waibtaghi feema ataka Allahu alddara alakhirata wala tansa naseebaka mina alddunya waahsin kama ahsana Allahu ilayka wala tabghi alfasada fee alardi inna Allaha la yuhibbu almufsideena

78
Hoofdstuk 28 : Vers 78

قَالَ إِنَّمَآ أُوتِيتُهُۥ عَلَىٰ عِلْمٍ عِندِىٓ ۚ أَوَلَمْ يَعْلَمْ أَنَّ ٱللَّهَ قَدْ أَهْلَكَ مِن قَبْلِهِۦ مِنَ ٱلْقُرُونِ مَنْ هُوَ أَشَدُّ مِنْهُ قُوَّةً وَأَكْثَرُ جَمْعًا ۚ وَلَا يُسْـَٔلُ عَن ذُنُوبِهِمُ ٱلْمُجْرِمُونَ

Hij (Qârôen) zei: "Voorwaar, dat wat aan mij gegeven is, berust op kennis die ik bezit." Wist hij dan niet dat Allah vóór zijn tijd generaties heeft vernietigd die veel sterker waren dan hij en meer (rijkdom) verzameld hadden? En de misdadigers hoeven niet over hun zonden ondervraagd te werden (want Allah kent hun zonden al).

Transliteratie

Qala innama ooteetuhu AAala AAilmin AAindee awalam yaAAlam anna Allaha qad ahlaka min qablihi mina alqurooni man huwa ashaddu minhu quwwatan waaktharu jamAAan wala yusalu AAan thunoobihimu almujrimoona

79
Hoofdstuk 28 : Vers 79

فَخَرَجَ عَلَىٰ قَوْمِهِۦ فِى زِينَتِهِۦ ۖ قَالَ ٱلَّذِينَ يُرِيدُونَ ٱلْحَيَوٰةَ ٱلدُّنْيَا يَـٰلَيْتَ لَنَا مِثْلَ مَآ أُوتِىَ قَـٰرُونُ إِنَّهُۥ لَذُو حَظٍّ عَظِيمٍ

Toen begaf hij zich onder zijn volk, in vol ornaat. Degenen die het wereldse leven wensten, zeiden: "Hadden wij maar zoveel als Qârôen gegeven is. Voorwaar, hij is zeker een man die gewuldig geluk heeft."

Transliteratie

Fakharaja AAala qawmihi fee zeenatihi qala allatheena yureedoona alhayata alddunya ya layta lana mithla ma ootiya qaroonu innahu lathoo haththin AAatheemin

80
Hoofdstuk 28 : Vers 80

وَقَالَ ٱلَّذِينَ أُوتُوا۟ ٱلْعِلْمَ وَيْلَكُمْ ثَوَابُ ٱللَّهِ خَيْرٌ لِّمَنْ ءَامَنَ وَعَمِلَ صَـٰلِحًا وَلَا يُلَقَّىٰهَآ إِلَّا ٱلصَّـٰبِرُونَ

En degenen aan wie de kennis gegeven was, zeiden: "Wee jullie, de beloning van Allah is beter voor wie gelooft en goede daden verricht. En zij wordt niet bereikt, behalve door de geduldigen."

Transliteratie

Waqala allatheena ootoo alAAilma waylakum thawabu Allahi khayrun liman amana waAAamila salihan wala yulaqqaha illa alssabiroona

81
Hoofdstuk 28 : Vers 81

فَخَسَفْنَا بِهِۦ وَبِدَارِهِ ٱلْأَرْضَ فَمَا كَانَ لَهُۥ مِن فِئَةٍ يَنصُرُونَهُۥ مِن دُونِ ٱللَّهِ وَمَا كَانَ مِنَ ٱلْمُنتَصِرِينَ

Daarom deden wij hem en zijn woning in de aarde wegzinken. En voor hem was er geen groep die hem kon helpen, behalve Allah. En hij behoorde niet tot de weerbaren.

Transliteratie

Fakhasafna bihi wabidarihi alarda fama kana lahu min fiatin yansuroonahu min dooni Allahi wama kana mina almuntasireena

82
Hoofdstuk 28 : Vers 82

وَأَصْبَحَ ٱلَّذِينَ تَمَنَّوْا۟ مَكَانَهُۥ بِٱلْأَمْسِ يَقُولُونَ وَيْكَأَنَّ ٱللَّهَ يَبْسُطُ ٱلرِّزْقَ لِمَن يَشَآءُ مِنْ عِبَادِهِۦ وَيَقْدِرُ ۖ لَوْلَآ أَن مَّنَّ ٱللَّهُ عَلَيْنَا لَخَسَفَ بِنَا ۖ وَيْكَأَنَّهُۥ لَا يُفْلِحُ ٱلْكَـٰفِرُونَ

En degenen die de vorige dag zijn positie wensten gingen zeggen: "O wee, het is Allah Die het onderhoud verruimt en beperkt voor wie Hij wil van Zijn dienaren. Als Allah ons niet begunstigd had, had Hij ons zeker doen wegzinken. O wee, de ongelovigen welslagen niet."

Transliteratie

Waasbaha allatheena tamannaw makanahu bialamsi yaqooloona waykaanna Allaha yabsutu alrrizqa liman yashao min AAibadihi wayaqdiru lawla an manna Allahu AAalayna lakhasafa bina waykaannahu la yuflihu alkafiroona

83
Hoofdstuk 28 : Vers 83

تِلْكَ ٱلدَّارُ ٱلْـَٔاخِرَةُ نَجْعَلُهَا لِلَّذِينَ لَا يُرِيدُونَ عُلُوًّا فِى ٱلْأَرْضِ وَلَا فَسَادًا ۚ وَٱلْعَـٰقِبَةُ لِلْمُتَّقِينَ

Dat Huis van het Hiernamaals (het Paradijs) schenken Wij aan hen, die niet hoogmoedig wensen te zijn op aarde en geen verderf (zaaien) en het (goede) einde is voor de Moettaqôen.

Transliteratie

Tilka alddaru alakhiratu najAAaluha lillatheena la yureedoona AAuluwwan fee alardi wala fasadan waalAAaqibatu lilmuttaqeena

84
Hoofdstuk 28 : Vers 84

مَن جَآءَ بِٱلْحَسَنَةِ فَلَهُۥ خَيْرٌ مِّنْهَا ۖ وَمَن جَآءَ بِٱلسَّيِّئَةِ فَلَا يُجْزَى ٱلَّذِينَ عَمِلُوا۟ ٱلسَّيِّـَٔاتِ إِلَّا مَا كَانُوا۟ يَعْمَلُونَ

Wie met het goede kwam, voor hem is er iets beters dan dat; en wie die met het slechte kwam: degenen die slechte daden verrichtten worden slechts vergolden voor wat zij plachten te doen.

Transliteratie

Man jaa bialhasanati falahu khayrun minha waman jaa bialssayyiati fala yujza allatheena AAamiloo alssayyiati illa ma kanoo yaAAmaloona

85
Hoofdstuk 28 : Vers 85

إِنَّ ٱلَّذِى فَرَضَ عَلَيْكَ ٱلْقُرْءَانَ لَرَآدُّكَ إِلَىٰ مَعَادٍ ۚ قُل رَّبِّىٓ أَعْلَمُ مَن جَآءَ بِٱلْهُدَىٰ وَمَنْ هُوَ فِى ضَلَـٰلٍ مُّبِينٍ

Voorwaar, Degene Die de Koran voor jou tot een verplichting heeft gemaakt, zal jou zeker terugbrengen naar de plaats van de terugkeer. Zeg (O Moehammad): "Mijn Heer weet het beste wie met de Leiding is gekomen en wie degene is die in duidelijke dwaling verkeert."

Transliteratie

Inna allathee farada AAalayka alqurana laradduka ila maAAadin qul rabbee aAAlamu man jaa bialhuda waman huwa fee dalalin mubeenin

86
Hoofdstuk 28 : Vers 86

وَمَا كُنتَ تَرْجُوٓا۟ أَن يُلْقَىٰٓ إِلَيْكَ ٱلْكِتَـٰبُ إِلَّا رَحْمَةً مِّن رَّبِّكَ ۖ فَلَا تَكُونَنَّ ظَهِيرًا لِّلْكَـٰفِرِينَ

En jij had niet gehoopt dat het Boek tot jou neergezonden zou worden, behalve als Barmhartigheid van jouw Heer. Wees dus zeker geen medestander van de ongelovigen.

Transliteratie

Wama kunta tarjoo an yulqa ilayka alkitabu illa rahmatan min rabbika fala takoonanna thaheeran lilkafireena

87
Hoofdstuk 28 : Vers 87

وَلَا يَصُدُّنَّكَ عَنْ ءَايَـٰتِ ٱللَّهِ بَعْدَ إِذْ أُنزِلَتْ إِلَيْكَ ۖ وَٱدْعُ إِلَىٰ رَبِّكَ ۖ وَلَا تَكُونَنَّ مِنَ ٱلْمُشْرِكِينَ

En laat jou niet weghouden van de Verzen van Allah nadat zij tot jou neergezonden zijn en roep jouw Heer aan. En behoor zeker niet tot de veelgodenaanbidders.

Transliteratie

Wala yasuddunnaka AAan ayati Allahi baAAda ith onzilat ilayka waodAAu ila rabbika wala takoonanna mina almushrikeena

88
Hoofdstuk 28 : Vers 88

وَلَا تَدْعُ مَعَ ٱللَّهِ إِلَـٰهًا ءَاخَرَ ۘ لَآ إِلَـٰهَ إِلَّا هُوَ ۚ كُلُّ شَىْءٍ هَالِكٌ إِلَّا وَجْهَهُۥ ۚ لَهُ ٱلْحُكْمُ وَإِلَيْهِ تُرْجَعُونَ

En roep geen andere god aan naad Allah. Er is geen god dan Hij. Alle dingen zullen vergaan, behalve Allah. Aan Hem is het oordeel en tot Ham worden jullie teruggebracht.

Transliteratie

Wala tadAAu maAAa Allahi ilahan akhara la ilaha illa huwa kullu shayin halikun illa wajhahu lahu alhukmu wailayhi turjaAAoona

Hoofdstuk 28

Tha Sîn Mîm. [1]

Dit zijn de Verzen van het duidelijke Boek. [2]

Wij dragen jou van de geschiedenissen van Môesa en Fir'aun voor, volgens de Waarheid, voor een volk dat gelooft. [3]

Voorwaar, Fir'aun wag hoogmoedig in het land en hij verdeelde haar mensen in partijen. Hij onderdrukte een groep van hen: hij slachtte hun zonen en hij liet hun vrouwen leven. Voorwaar, hij behoorde tot de verderfzaaiers. [4]

En Wij wilden de onderdrukten in het land een gunst schenken. En Wij maakten hen tot leiders en Wij maakten ben tot erfgenamen. [5]

En Wij vestigden hen op aarde en Wij toonden Fir'aun,. en Hâmân en hun troepen onder hen dat waar zij bevreesd voor waren. [6]

En Wij inspireerden aan de moeder van Môesa: "Zoog hem", maar als jij voor hem vreest, werp hem dan in de rivier, en vrees niet en treur niet: voorwaar, Wij zullen hem bij jou terugbrengen en hem tot één van de Boodschappers maken. [7]

Toen pikten de mensen van Fir'aun hem op (uit de rivier), zodat hij een vijand van hen zou worden en een bron van droefenis. Voorwaar, Fir'aun, Hâmân en hun legers waren zondaren. [8]

En de vrouw van Fir'aun zei: "Hij is een verkoeling voor mijn en jouw oog. Doodt hem niet, moge hij ons baten, of kunnen wij hem als zoon annemen," En zij beseften niet. [9]

En het hart van de moeder van Môesa werd leeg, en zij had het (geheim) bijna onthuld, als Wij haar hart niet versterkt hadden, zodat zij tot de gelovigen behoorde. [10]

En zij zei tegen zijn (Môesa) zuster: "Volg hem." En zo bekeek zij hem op een afstand, terwijl zij het niet beseften. [11]

En Wij hebben hem daarvóór zoogmoeders verboden. En zij (zijn zuster) zei (tegen de familie van Fir'aun): "Zal ik jullie een huisgezin wijzen dat hem voor jullie zal verzorgen en hem opvoeden?" [12]

Toen deden Wij hem tot zijn moeder terugkeren, opdat haar oog verkoeld werd en zij niet bedroefd was, en opdat zij wist dat de belofte van Allah waar is. Maar de meesten van hen weten niet. [13]

En toen hij zijn volle kracht had bereikt, en volgroeid was, gaven Wij hem wijsheid en kennis. En zo belonen Wij de weldoeners. [14]

En hij kwam de stad binnen op een tijd dat haar mensen onachtzaam waren, en hij vond daar twee mannen die vochten: de één van zijn groep (de Kinderen van Israël) en de ander van zijn vijanden (de mensen van Fir'aun). Daarop vroeg degene van zijn groep hem om hulp tegen degene van zijn vijand. Toen sloeg Môesa hem met zijn vuist en doodde hem (per ongeluk). Hij zei: "Dit behoort tot het werk van de Satan: voorwaar, hij is een vijand die duidelijk doet dwalen." [15]

Hij zei: "Mijn Heer, voorwaar, ik heb mijzelf onrecht aangedaan, dus vergeef mij." Daarop vergaf Hij hem. Voorwaar, Hij is de Vergevensgezinde, de Meest Barmhartige. [16]

Hij (Môesa) zei: "Mijn Heer, door de gunst die U mij geschonken heeft, zal ik nooit meer een helper zijn voor de misdadigers. [17]

Toen werd hij bang in de stad en was op zijn hoede, toen daar degene was die de vorige dag om zijn hulp gevraagd had. Hij vroeg hem (opnieuw) om hulp. Môesa zei tot hem: "Voorwaar, jij bent zeker een duidelijk dwalende." [18]

Maar toen hij (Môesa) degene wilde grijpen, die een vijand van hen beiden was, zei deze: "O Môesa, wil jij mij vermoorden, zoals jij gisteren een ziel gedood hebt? Jij wenst slechts een tiran te worden op de aarde en jij wenst niet tot de verzoeners te behoren." [19]

En een man kwam aanrennen van het andere einde van de stad, terwijl hij riep: "De vooraanstaanden beramen een list om jou te vermoorden. Vertrek daarom: voorwaar, ik behoor tot de raadgevers voor jou." [20]

Daarom vertrok hij van daar, vrezend en op zijn hoede. Hij zei: "Mijn Heer, red mij van het onrechtvaardige volk." [21]

En toen hij in de richting van Madyan ging, zei hij: "Moge mijn Heer mij op de rechte Weg leiden." [22]

En toen hij het water van Madyan bereikte, vond hij daar een groep mensen die hun vee te drinken gaf. En Hij trof naast hen twee vrouwen aan die hun vee tegenhielden. Hij zei. "Wat is er met jullie aan de hand?" Zij zeiden: "Wij laten het vee pas drinken als de herders weggaan en onze vader is een zeer oude man." [23]

Toen gaf hij hun vee voor hen te drinken. Toen trok hij zich terug in de schaduw, en zei: "Mijn Heer, ik heb behoefte aan het goede dat U tot mij neerzendt." [24]

Toen kwam een van de twee (vrouwen) verlegen naar heen toelopen, en zei: "Voorwaar, mijn vader roept jou om te komen, om jou te belonen, omdat jij ons vee te drinken hebt gegeven." En toen hij bij hem kwam en hem het verhaal vertelde, zei hij: "Wees niet bang, jij hebt je gered van het onrechtvaardige volk." [25]

Een van de twee (vrouwen) zei: "O vader, neem hem toch in dienst. Voorwaar, de beste die je in dienst kan nemen is de betrouwbare sterke. [26]

Hij zei: "Voorwaar, ik wens dat jij met een van deze dochters van mij trouwt, op voorwaarde dat jij ach tjaar bij mij in dienst komt. Maar als jij er tien vervult, dan is dat aan jou. Ik wil het jou niet moeilijk maken, jij zult bevinden dat ik, als Allah het wil, tot de oprechten behoor." [27]

Hij (Môesa) zei: "Laat dit zo zijn tussen mij en jou. Welke van de twee termijnen ik ook vervul, laat er geen onvrede tegen mij zijn en Allah is Berschermer over wat wij zeggen." [28]

En toen Môesa de termijn vervuld had, en niet zijn familie reisde, zag hij aan de zijkant van (de berg) Thôer vuur. Hij zei tot zijn familie: "Blijft, want ik heb een vuur gezien. Moge ik jullie daarover nieuws brengen of een fakkel van het vuur meenemen, hopelijk verwarmen jullie (je ermee)." [29]

Maar toen hij daar ankwam, werd hij geroepen vanaf de rechterzijde van de vallei, op de gezegende plaats, van bij een boom: "O Môesa, voorwaar, Ik ben Allah, Heer der Werelden! [30]

En werp jouw staf neer!" Toen hij deze zag, bewoog die alsof zij een slang was, toen keerde hij zich haastig om, en koek niet om. (Allah zei:) "O Môesa, kom naderbij, en wees niet bang: voorwaar, jij behoort tot hen die veilig zijn. [31]

Stop jouw hand onder jouw kraag, en hij zal wit schijnen, zonder ziek te zijn. En hou jouw arm tegen jouw zijde tegen de angst. Dit zijn twee Tekenen van jouw Heer tegen Fir'aun en zijn vooraanstanden. Voorwaar, zij zijn een zwaar zondig volk."' [32]

Hij (Môesa) zei: "Mijn Heer, voorwaar, ik heb iemand van hen doodgeslagen en ik ben bang dat zij mij doden. [33]

Mijn broeder Hârôen kan beter spreken dan ik. Stuur hem daarom met mij als een helper die mij bevestigt: voorwaar, ik ben bang dat zij mij loochenen." [34]

Hij (Allah) zei: "Wij zallen jou versterken met jouw broeder en Wij zullen jullie beiden gezag geven, zodat zij jullie niet kunnen bereiken. (Vertrek) met Onze Tekenen, jullie beiden en degenen die jullie volgen zullen overwinnaars zijn." [35]

En toen Môesa tot hen kwam met Onze duidelijke Tekenen, zeiden zei: "Dit is slechts verzonnen tovenarij, wij hebben dit niet gehoord van onze voorvaderen." [36]

En Môesa zei: "Mijn Heer weet het beste wie met de Leiding van Zijn Zijde kwam en voor wie (het Paradijs) het einde van het huis (van deze wereld) is. Voorwaar, de onrechtvaardigen zullen niet welslagen." [37]

En Fir'aun zei: "O vooraanstaanden, ik weet geen andere god dan ikzelf voor jullie. Steek daarom voor mij, O Hâmân, een vuur aan (van een oven om) klei (te bakken voor de stenen van) een toren voor mij, moge ik opstijgen naar de god van Môesa. En voorwaar, ik veronderstel zeker dat hij tot de leugenaars behoort." [38]

En hij en zijn troepen warm hoogmoedig op aarde, zonder het recht te hebben, en zij veronderstelden dat zij niet tot Ons zouden worden teruggekeerd. [39]

Wij grepen daarom hem en zijn troepen, toen wierpen Wij hen in de zee. Zie hoe het einde was van de onrechtvaardigen. [40]

En Wij maakten hein leiders, die oproepen tot de Hel. En op de Dag der Opstanding zullen zij niet geholpen worden. [41]

En Wij vervolgden hen in dit leven met een vloek. En op de Dag der Opstanding zullen zij tot de verachten behoren. [42]

En voorzeker, Wij gaven Môesa de Schrift (de Taurât), nadat Wij de eerdere generaties vernietigd hadden, als een verbeldering voor de mensen en als Leiding en Barmhartigheid. Hopelijk zullen zij zich taten vermanen. [43]

En jij (O Moehammad) was niet op de westkant van (de berg) "Thôer, toen Wij aan Môesa het bevel openbaarden, en jij behoorde niet toT de gettuigen. [44]

Maar Wij brachten nieuwe generaties voort en hun levens werden verlengd. En jij woonde niet bij de bewoners van Madyan om Onze Verzen aan hen voor te dragen. En Wij zijn het Die (Boodschappers) zouden. [45]

En jij was niet op de zijkant van Thôer toen Wij riepen. Maar het is dank zij de Barmhartigheid van jouw Heer dat jij er bent om een volk, waartoe vóór jou geen waarschuwer kwam, te waarschuwen. Hopelijk zullen zij zich laten vermanen. [46]

Opdat, wanneer een ramp door wat hun handen eerder verricht hebben hen treft, zij niet zouden zeggen: "Onze Heer, had U maar een Boodschapper gestuurd, dan zouden Wij Uw Tekenen gevolgd hebben en wij zouden tot de gelovigen behoren." [47]

Toen dan de Waarheid van Onze Zijde tot hen kwam, zeiden zij: "Was hem (Moehammad) maar hetzelfde gegeven als wat Môesa gegeven was! Maar loochenden zij dan niet eerder wat Môesa gegeven was? Zij zeiden: "Dit zijn twee tovenaars, die elkaar helpen." En zij zeiden: "Wij geloven geen van allen!" [48]

Zeg (O Moehammad): "Breng dan een Boek van Allah dat een betere Leiding geeft dan deze twee, dan zal ik het volgen, als jullie waarachtigen zijn!" [49]

Als zij jou den geen antwoord geven, weet dan dat zij slechts hun begeerten volgen. En wie dwaalt er meer dan wie er zonder Leiding van Allah zijn begeerten volgt? Voorwaar, Allah leidt het onrechtvaardige volk niet. [50]

En voorzeker, Wij openbaarden hun achtereenvolgens het Woord, hopelijk zullen zij zich laten vermanen. [51]

Degenen die Wij daarvóór (vóór de Koran) de Schrift gegeven hebben: zij geloven erin. [52]

En wanneer hij (de Koran) aan hen voorgedragen wordt, zeggen zij: "Wij geloven erin. Voorwaar, het is de Waarheid van onze Heer. Voorwaar, wij hadden ons ervóór al overgegeven (aan Allah)." En welke dingen jullie ook gegeven werden: zij zijn de genietingen van het wereldse leven en haar versiering. Maar wat van de Zijde van Allah komt is beter en blijvender. Begrijpen jullie dan niet? [53]

Diegenen zal tweemaal hun beloning gegeven worden: omdat zij geduldig waren en zij met het goede het kwade afwendden; en omdat zij uitgeven van dat waar Wij hen mee voorzien hebben. [54]

En wanneer zij nutteloos gepraat hoorden, wendden zij zich af, en zeiden: "Voor ons onze daden en voor jullie jullie daden, vrede zij met jullie, wij zoeken de onwetenden niet op." [55]

Voorwaar, jij kunt degene die jij liefhebt geen leiding geven. Maar Allah leidt wie Hij wil, en Hij kent degenen die leiding volgen het best. [56]

En zij zeiden: "Als wij de leiding met jou volgen, dan worden wij uit ons land gedreven." Hebben Wij hen dan niet op een gewijde en een veilige plaats doen vestigen, waaheen allerlei soorten vruchten worden gebracht, als een levensvoorziening van Onze zijde? Maar de meesten van hen weten het niet. [57]

En hoeveel steden hebben Wij niet vernietigd die overdreven met hun genietingen? En dat zijn hun woningen, er wonen na hen slechts weinigen. En Wij waren de erfgenamen. [58]

En jouw Heer was geen vernietiger van de steden vóórdat Hij tot hun hoofdstad een boodschapper had gestuurd die hen Onze verzen voordroeg. En Wij waren geen vernietiger van de stad, tenzij haar bewoners onrechtvaardig waren. [59]

En welke dingen jullie ook gegeven werden: zij zijn de genietingen van het wereldse leven en haar versiering. Maar wat van de zijde van Allah komt is beter en blijvender. Begrijpen jullie dat dan niet? [60]

Is iemand aait wie Wij een goede belofte hebben gedaan en die (de vervulling) ervan krijgt, als iemand die Wij hebben doen genieten van de genietingen van het wereldse leven en die dan op de Dag der Opstanding tot de voorgeleiden (voor de bestraffing) behoort? [61]

En op de Dag dat Hij hen zal roepen, zal Hij zeggen: "Waar zijn Mijn deelgenoten, degenen die jullie veronderstelden (te bestaan)?" [62]

Degenen voor wie het Woord bewaarheid wordt, zullen zeggen: "Onze Heer, zij zijn degenen die wij deden dwalen. Wij hebben hen doen dwalen zoals wij zelf dwaalden. Wij verontschuldigen ons bij U. Zij aanbaden ons niet." [63]

En er wordt gezegd: "Roept jullie deelgenoten aan!" Zij zullen hen aanroepen, maar zij zullen geen gehoor aan hen geven en zij zullen de bestraffing zien. Hadden zij man Leiding gevolgd! [64]

En op die Dag zal Hij hen roepen, terwijl Hij zegt: "Wat is het dat jullie de Boodschappers hebben geantwoord?" [65]

Maar op die Dag zullen voor hen de argumenten duister blijven en zij zullen het niet aan elkaar (kunnen) vragen. [66]

Maar wie berouw had en geloofde en goede daden verrichtte: moge hij dan tot de welslagenden behoren. [67]

En jouw Heer schept wat Hij wil en Hij verkiest (wie Hij wil). Het is niet aan hen om te kiezen. Heilig is Allah en Verheven boven wat zij aan deelgenoten (aan Hem) toekennen. [68]

En jouw Heer wed wat hun harten verbergen en wat zij openlijk doen. [69]

En Hij is Allah, er is geen god dan Hij. Aan Hem behoort alle lof, op deze wereld en in het Hiernamaals, en aan Hem behoort het oordeel en tot Hem zullen jullie teruggekeerd worden. [70]

Zeg (O Moehammad): "Wat dachten jullie: als Allah de nacht zou doen voortduren tot aan de Dag der Opstanding; welke god, anders dan Allah, zou er zijn die jullie licht brengt? Luisteren jullie dan niet?" [71]

Zeg: "Wat dachten jullie: als Allah de dag zou doen voortduren tot de Dag der Opstanding, welke god, anders den Allah, zou er zijn die jullie een nacht geeft om in uit te rusten? Zien jullie dan niet? [72]

En het behoort tot Zijn Barmhartigheid dat Hij voor jullie de nacht en de dag gemaakt heeft om in uit te rusten en Zijn gunsten te zoeken. Hopelijk zullen jullie dankbaar zijn. [73]

En op die Dag mept Hij hen, en zegt: "Waar zijn Mijn deelgenoten, degenen die jullie veronderstelden (te bestaan)?" [74]

En Wij brengen uit iedere gemeenschap een getuige (een Profeet) naar voren en Wij zeggen: "Brengt jullie bewijzen!" Dan zullen zij weten dat de Waarheid aan Allah toebehoort. En wat zij plachten te verzinnen is van hen verdwenen. [75]

Voorwaar, Qârôen behoorde tot het volk van Môesa, maar Hij bedroog hen. En Wij schonken hem zoveel schatten dat hun sleutels met moeite door een groep sterke mannen gedragen zouden kunnen worden. (Gedenkt) toen zijn volk tot hem zei: "Wees niet hoogmoedig: voorwaar, Allah houdt niet van de hoogmoedigen. [76]

En zoek met wat Allah jou gegeven heeft het Huis van het Hiernamaals en vergeet niet jouw deel in de wereld. En doe goed zoals Allah jou goed heeft gedaan en zoek geen verderf op de aarde. Voorwaar. Allah houdt niet van de verderfzaaiers." [77]

Hij (Qârôen) zei: "Voorwaar, dat wat aan mij gegeven is, berust op kennis die ik bezit." Wist hij dan niet dat Allah vóór zijn tijd generaties heeft vernietigd die veel sterker waren dan hij en meer (rijkdom) verzameld hadden? En de misdadigers hoeven niet over hun zonden ondervraagd te werden (want Allah kent hun zonden al). [78]

Toen begaf hij zich onder zijn volk, in vol ornaat. Degenen die het wereldse leven wensten, zeiden: "Hadden wij maar zoveel als Qârôen gegeven is. Voorwaar, hij is zeker een man die gewuldig geluk heeft." [79]

En degenen aan wie de kennis gegeven was, zeiden: "Wee jullie, de beloning van Allah is beter voor wie gelooft en goede daden verricht. En zij wordt niet bereikt, behalve door de geduldigen." [80]

Daarom deden wij hem en zijn woning in de aarde wegzinken. En voor hem was er geen groep die hem kon helpen, behalve Allah. En hij behoorde niet tot de weerbaren. [81]

En degenen die de vorige dag zijn positie wensten gingen zeggen: "O wee, het is Allah Die het onderhoud verruimt en beperkt voor wie Hij wil van Zijn dienaren. Als Allah ons niet begunstigd had, had Hij ons zeker doen wegzinken. O wee, de ongelovigen welslagen niet." [82]

Dat Huis van het Hiernamaals (het Paradijs) schenken Wij aan hen, die niet hoogmoedig wensen te zijn op aarde en geen verderf (zaaien) en het (goede) einde is voor de Moettaqôen. [83]

Wie met het goede kwam, voor hem is er iets beters dan dat; en wie die met het slechte kwam: degenen die slechte daden verrichtten worden slechts vergolden voor wat zij plachten te doen. [84]

Voorwaar, Degene Die de Koran voor jou tot een verplichting heeft gemaakt, zal jou zeker terugbrengen naar de plaats van de terugkeer. Zeg (O Moehammad): "Mijn Heer weet het beste wie met de Leiding is gekomen en wie degene is die in duidelijke dwaling verkeert." [85]

En jij had niet gehoopt dat het Boek tot jou neergezonden zou worden, behalve als Barmhartigheid van jouw Heer. Wees dus zeker geen medestander van de ongelovigen. [86]

En laat jou niet weghouden van de Verzen van Allah nadat zij tot jou neergezonden zijn en roep jouw Heer aan. En behoor zeker niet tot de veelgodenaanbidders. [87]

En roep geen andere god aan naad Allah. Er is geen god dan Hij. Alle dingen zullen vergaan, behalve Allah. Aan Hem is het oordeel en tot Ham worden jullie teruggebracht. [88]