العاديات

De Renners (Paarden)

Al-ʿĀdiyāt

Hoofdstuk: 100
Verzen: 11

Vertaler: Sofian S. Siregar

Taal: Nederlands

بِسْمِ اللَّهِ الرَّحْمَٰنِ الرَّحِيمِ

In naam van Allah, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle

1
Hoofdstuk 100 : Vers 1

وَٱلْعَـٰدِيَـٰتِ ضَبْحًا

Bij de snuivend voortrennenden.

Transliteratie

WaalAAadiyati dabhan

2
Hoofdstuk 100 : Vers 2

فَٱلْمُورِيَـٰتِ قَدْحًا

Die vonken slaan.

Transliteratie

Faalmooriyati qadhan

3
Hoofdstuk 100 : Vers 3

فَٱلْمُغِيرَٰتِ صُبْحًا

Die in de ochtendschemering aanvallen.

Transliteratie

Faalmugheerati subhan

4
Hoofdstuk 100 : Vers 4

فَأَثَرْنَ بِهِۦ نَقْعًا

Die daarbij stof opwerpen.

Transliteratie

Faatharna bihi naqAAan

5
Hoofdstuk 100 : Vers 5

فَوَسَطْنَ بِهِۦ جَمْعًا

Die dan het midden van de gelederen (van de vijand) doorbreken.

Transliteratie

Fawasatna bihi jamAAan

6
Hoofdstuk 100 : Vers 6

إِنَّ ٱلْإِنسَـٰنَ لِرَبِّهِۦ لَكَنُودٌ

Voorwaar, de mens is zijn Heer zeker ondankbaar.

Transliteratie

Inna alinsana lirabbihi lakanoodun

7
Hoofdstuk 100 : Vers 7

وَإِنَّهُۥ عَلَىٰ ذَٰلِكَ لَشَهِيدٌ

En voorwaar, hij is daar zeker getuige van.

Transliteratie

Wainnahu AAala thalika lashaheedun

8
Hoofdstuk 100 : Vers 8

وَإِنَّهُۥ لِحُبِّ ٱلْخَيْرِ لَشَدِيدٌ

En voorwaar, hij heeft zeker een hevige liefde voor bezit.

Transliteratie

Wainnahu lihubbi alkhayri lashadeedun

9
Hoofdstuk 100 : Vers 9

أَفَلَا يَعْلَمُ إِذَا بُعْثِرَ مَا فِى ٱلْقُبُورِ

Weet hij dan niet dat, wanneer naar buiten wordt gekeerd wat in de graven is.

Transliteratie

Afala yaAAlamu itha buAAthira ma fee alquboori

10
Hoofdstuk 100 : Vers 10

وَحُصِّلَ مَا فِى ٱلصُّدُورِ

En onthuld wordt wat in de harten is.

Transliteratie

Wahussila ma fee alssudoori

11
Hoofdstuk 100 : Vers 11

إِنَّ رَبَّهُم بِهِمْ يَوْمَئِذٍ لَّخَبِيرٌۢ

Dat hun Heer op die Dag zeker Alwetend over hen is?

Transliteratie

Inna rabbahum bihim yawmaithin lakhabeerun

Hoofdstuk 100

Bij de snuivend voortrennenden. [1]

Die vonken slaan. [2]

Die in de ochtendschemering aanvallen. [3]

Die daarbij stof opwerpen. [4]

Die dan het midden van de gelederen (van de vijand) doorbreken. [5]

Voorwaar, de mens is zijn Heer zeker ondankbaar. [6]

En voorwaar, hij is daar zeker getuige van. [7]

En voorwaar, hij heeft zeker een hevige liefde voor bezit. [8]

Weet hij dan niet dat, wanneer naar buiten wordt gekeerd wat in de graven is. [9]

En onthuld wordt wat in de harten is. [10]

Dat hun Heer op die Dag zeker Alwetend over hen is? [11]