الذاريات

De Schiftende Winden

Adh-Dhāriyāt

Hoofdstuk: 51
Verzen: 60

Vertaler: Sofian S. Siregar

Taal: Nederlands

بِسْمِ اللَّهِ الرَّحْمَٰنِ الرَّحِيمِ

In naam van Allah, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle

1
Hoofdstuk 51 : Vers 1

وَٱلذَّٰرِيَـٰتِ ذَرْوًا

Bij de winden die doen opwaaien.

Transliteratie

Waalththariyati tharwan

2
Hoofdstuk 51 : Vers 2

فَٱلْحَـٰمِلَـٰتِ وِقْرًا

Bij de wolken die een zware last dragen.

Transliteratie

Faalhamilati wiqran

3
Hoofdstuk 51 : Vers 3

فَٱلْجَـٰرِيَـٰتِ يُسْرًا

Bij de schepen die gemakkelijk voortdrijven.

Transliteratie

Faaljariyati yusran

4
Hoofdstuk 51 : Vers 4

فَٱلْمُقَسِّمَـٰتِ أَمْرًا

Bij de verdelers (de Engelen) die volgens een verordening verdelen.

Transliteratie

Faalmuqassimati amran

5
Hoofdstuk 51 : Vers 5

إِنَّمَا تُوعَدُونَ لَصَادِقٌ

Voorwaar, wat jullie is aangezegd zal zeker bewaarheid worden.

Transliteratie

Innama tooAAadoona lasadiqun

6
Hoofdstuk 51 : Vers 6

وَإِنَّ ٱلدِّينَ لَوَٰقِعٌ

En voorwaar, de (Dag der) Opstanding zal zeker plaatsvinden.

Transliteratie

Wainna alddeena lawaqiAAun

7
Hoofdstuk 51 : Vers 7

وَٱلسَّمَآءِ ذَاتِ ٱلْحُبُكِ

Bij de hemel met zijn banen (van sterren en planeten).

Transliteratie

Waalssamai thati alhubuki

8
Hoofdstuk 51 : Vers 8

إِنَّكُمْ لَفِى قَوْلٍ مُّخْتَلِفٍ

Voorwaar, jullie standpunt (tegenover de Profeet en de Koran) wisselt.

Transliteratie

Innakum lafee qawlin mukhtalifin

9
Hoofdstuk 51 : Vers 9

يُؤْفَكُ عَنْهُ مَنْ أُفِكَ

Degene die ervan afgewend wordt, die wordt belogen.

Transliteratie

Yufaku AAanhu man ofika

10
Hoofdstuk 51 : Vers 10

قُتِلَ ٱلْخَرَّٰصُونَ

Verdoemd zijn de leugenaars!

Transliteratie

Qutila alkharrasoona

11
Hoofdstuk 51 : Vers 11

ٱلَّذِينَ هُمْ فِى غَمْرَةٍ سَاهُونَ

Degenen die in achteloosheid verkeren.

Transliteratie

Allatheena hum fee ghamratin sahoona

12
Hoofdstuk 51 : Vers 12

يَسْـَٔلُونَ أَيَّانَ يَوْمُ ٱلدِّينِ

Zij vragen: "Wanneer is de Dag van de Opstanding?"

Transliteratie

Yasaloona ayyana yawmu alddeeni

13
Hoofdstuk 51 : Vers 13

يَوْمَ هُمْ عَلَى ٱلنَّارِ يُفْتَنُونَ

Op die Dag zullen zij in de Hel verbrand worden.

Transliteratie

Yawma hum AAala alnnari yuftanoona

14
Hoofdstuk 51 : Vers 14

ذُوقُوا۟ فِتْنَتَكُمْ هَـٰذَا ٱلَّذِى كُنتُم بِهِۦ تَسْتَعْجِلُونَ

(De bewaker van de Hel zegt:) "Proeft jullie bestraffing. Dit is waar jullie de bespoediging van vroegen."

Transliteratie

Thooqoo fitnatakum hatha allathee kuntum bihi tastaAAjiloona

15
Hoofdstuk 51 : Vers 15

إِنَّ ٱلْمُتَّقِينَ فِى جَنَّـٰتٍ وَعُيُونٍ

Voorwaar, de Moettaqôen verblijven in Tuinen en bij bronnen (in het Paradijs).

Transliteratie

Inna almuttaqeena fee jannatin waAAuyoonin

16
Hoofdstuk 51 : Vers 16

ءَاخِذِينَ مَآ ءَاتَىٰهُمْ رَبُّهُمْ ۚ إِنَّهُمْ كَانُوا۟ قَبْلَ ذَٰلِكَ مُحْسِنِينَ

Zij nemen wat hun Heer hun geeft. Voorwaar, zij behoorden voorheen tot de weldoeners.

Transliteratie

Akhitheena ma atahum rabbuhum innahum kanoo qabla thalika muhsineena

17
Hoofdstuk 51 : Vers 17

كَانُوا۟ قَلِيلًا مِّنَ ٱلَّيْلِ مَا يَهْجَعُونَ

Zij plachten gedurende de nacht weinig te slapen.

Transliteratie

Kanoo qaleelan mina allayli ma yahjaAAoona

18
Hoofdstuk 51 : Vers 18

وَبِٱلْأَسْحَارِ هُمْ يَسْتَغْفِرُونَ

En in de laatste uren van de nacht smeekten zij om vergeving.

Transliteratie

Wabialashari hum yastaghfiroona

19
Hoofdstuk 51 : Vers 19

وَفِىٓ أَمْوَٰلِهِمْ حَقٌّ لِّلسَّآئِلِ وَٱلْمَحْرُومِ

En van hun bezittingen was een rechtmatig deel voor de bedelaar en voor degene die zich weerhield van bedelen.

Transliteratie

Wafee amwalihim haqqun lilssaili waalmahroomi

20
Hoofdstuk 51 : Vers 20

وَفِى ٱلْأَرْضِ ءَايَـٰتٌ لِّلْمُوقِنِينَ

En op de aarde zijn Tekens voor de overtuigden.

Transliteratie

Wafee alardi ayatun lilmooqineena

21
Hoofdstuk 51 : Vers 21

وَفِىٓ أَنفُسِكُمْ ۚ أَفَلَا تُبْصِرُونَ

En ook in jullie zelf, zien jullie dan niet?

Transliteratie

Wafee anfusikum afala tubsiroona

22
Hoofdstuk 51 : Vers 22

وَفِى ٱلسَّمَآءِ رِزْقُكُمْ وَمَا تُوعَدُونَ

En in de hemel is jullie voorziening, en wat jullie is beloofd.

Transliteratie

Wafee alssamai rizqukum wama tooAAadoona

23
Hoofdstuk 51 : Vers 23

فَوَرَبِّ ٱلسَّمَآءِ وَٱلْأَرْضِ إِنَّهُۥ لَحَقٌّ مِّثْلَ مَآ أَنَّكُمْ تَنطِقُونَ

Bij de Heer van de hemel en de aarde: voorwaar, het is zeker waar, zo waar als (het feit) dat jullie spreken.

Transliteratie

Fawarabbi alssamai waalardi innahu lahaqqun mithla ma annakum tantiqoona

24
Hoofdstuk 51 : Vers 24

هَلْ أَتَىٰكَ حَدِيثُ ضَيْفِ إِبْرَٰهِيمَ ٱلْمُكْرَمِينَ

Heeft de geschiedenis van de geëerde gasten van Ibrahîm jou bereikt?

Transliteratie

Hal ataka hadeethu dayfi ibraheema almukrameena

25
Hoofdstuk 51 : Vers 25

إِذْ دَخَلُوا۟ عَلَيْهِ فَقَالُوا۟ سَلَـٰمًا ۖ قَالَ سَلَـٰمٌ قَوْمٌ مُّنكَرُونَ

Toen zij bij hem kwamen, zeiden zij: "Vrede!" Hij zei: "Vrede!", (en hij dacht bij zichzelf:) "Onbekend volk."

Transliteratie

Ith dakhaloo AAalayhi faqaloo salaman qala salamun qawmun munkaroona

26
Hoofdstuk 51 : Vers 26

فَرَاغَ إِلَىٰٓ أَهْلِهِۦ فَجَآءَ بِعِجْلٍ سَمِينٍ

Hij ging toen vlug naar zijn familie en bracht een geroosterd kalf.

Transliteratie

Faragha ila ahlihi fajaa biAAijlin sameenin

27
Hoofdstuk 51 : Vers 27

فَقَرَّبَهُۥٓ إِلَيْهِمْ قَالَ أَلَا تَأْكُلُونَ

Hij plaatste het daarop vóór hen, en zei: "Eten jullie het niet?"

Transliteratie

Faqarrabahu ilayhim qala ala takuloona

28
Hoofdstuk 51 : Vers 28

فَأَوْجَسَ مِنْهُمْ خِيفَةً ۖ قَالُوا۟ لَا تَخَفْ ۖ وَبَشَّرُوهُ بِغُلَـٰمٍ عَلِيمٍ

(Maar zij wilden niet eten.) Toen voelde hij angst voor hen. Zij zeiden: "Wees niet bang." En zij verkondigden hem de verheugende tijding over (de geboorte van) een verstandige jongeling (Ishâq).

Transliteratie

Faawjasa minhum kheefatan qaloo la takhaf wabashsharoohu bighulamin AAaleemin

29
Hoofdstuk 51 : Vers 29

فَأَقْبَلَتِ ٱمْرَأَتُهُۥ فِى صَرَّةٍ فَصَكَّتْ وَجْهَهَا وَقَالَتْ عَجُوزٌ عَقِيمٌ

Zijn vrouw kwam schreeuwend naar voren, en zij sloeg zich in haar gezicht, en zei: "Ik ben een oude, onvruchtbare vrouw!"

Transliteratie

Faaqbalati imraatuhu fee sarratin fasakkat wajhaha waqalat AAajoozun AAaqeemun

30
Hoofdstuk 51 : Vers 30

قَالُوا۟ كَذَٰلِكِ قَالَ رَبُّكِ ۖ إِنَّهُۥ هُوَ ٱلْحَكِيمُ ٱلْعَلِيمُ

Zij zeiden: "Zo heeft jouw Heer gesproken: voorwaar, Hij is de Alwijze, de Alwetende."

Transliteratie

Qaloo kathaliki qala rabbuki innahu huwa alhakeemu alAAaleemu

31
Hoofdstuk 51 : Vers 31

قَالَ فَمَا خَطْبُكُمْ أَيُّهَا ٱلْمُرْسَلُونَ

Hij (Ibrâhîm) vroeg: "Wat is jullie boodschap, O gezanten?"

Transliteratie

Qala fama khatbukum ayyuha almursaloona

32
Hoofdstuk 51 : Vers 32

قَالُوٓا۟ إِنَّآ أُرْسِلْنَآ إِلَىٰ قَوْمٍ مُّجْرِمِينَ

Zij zeiden: "Voorwaar, wij zijn gezonden naar een volk van misdadigers.

Transliteratie

Qaloo inna orsilna ila qawmin mujrimeena

33
Hoofdstuk 51 : Vers 33

لِنُرْسِلَ عَلَيْهِمْ حِجَارَةً مِّن طِينٍ

Opdat wij stenen van klei op hen neerzenden.

Transliteratie

Linursila AAalayhim hijaratan min teenin

34
Hoofdstuk 51 : Vers 34

مُّسَوَّمَةً عِندَ رَبِّكَ لِلْمُسْرِفِينَ

Die zijn gekenmerkt bij jouw Heer, voor de overtreders."

Transliteratie

Musawwamatan AAinda rabbika lilmusrifeena

35
Hoofdstuk 51 : Vers 35

فَأَخْرَجْنَا مَن كَانَ فِيهَا مِنَ ٱلْمُؤْمِنِينَ

Toen deden Wij degenen die daar tot de gelovigen behoorden vertrekken.

Transliteratie

Faakhrajna man kana feeha mina almumineena

36
Hoofdstuk 51 : Vers 36

فَمَا وَجَدْنَا فِيهَا غَيْرَ بَيْتٍ مِّنَ ٱلْمُسْلِمِينَ

Maar Wij troffen daar slechts één huis van degenen die zich (aan Allah) overgegeven hadden aan. (het huis van Lôeth)

Transliteratie

Fama wajadna feeha ghayra baytin mina almuslimeena

37
Hoofdstuk 51 : Vers 37

وَتَرَكْنَا فِيهَآ ءَايَةً لِّلَّذِينَ يَخَافُونَ ٱلْعَذَابَ ٱلْأَلِيمَ

En Wij lieten daar een Teken achter voor degenen die de pijnlijke bestraffing vreesden.

Transliteratie

Watarakna feeha ayatan lillatheena yakhafoona alAAathaba alaleema

38
Hoofdstuk 51 : Vers 38

وَفِى مُوسَىٰٓ إِذْ أَرْسَلْنَـٰهُ إِلَىٰ فِرْعَوْنَ بِسُلْطَـٰنٍ مُّبِينٍ

En ook in (de geschiedenis van) Môesa toen Wij hem naar Fir'aun zonden met een duidelijk bewijs.

Transliteratie

Wafee moosa ith arsalnahu ila firAAawna bisultanin mubeenin

39
Hoofdstuk 51 : Vers 39

فَتَوَلَّىٰ بِرُكْنِهِۦ وَقَالَ سَـٰحِرٌ أَوْ مَجْنُونٌ

Hij (Fir'aun) wendde zich af met zijn gevolg, en hij zei: "(Hij is) een tovenaar, of een bezetene!"

Transliteratie

Fatawalla biruknihi waqala sahirun aw majnoonun

40
Hoofdstuk 51 : Vers 40

فَأَخَذْنَـٰهُ وَجُنُودَهُۥ فَنَبَذْنَـٰهُمْ فِى ٱلْيَمِّ وَهُوَ مُلِيمٌ

Daarop grepen Wij hem en zijn legers en wierpen hen in de zee. En hem (Fir'aun) trof de blaam.

Transliteratie

Faakhathnahu wajunoodahu fanabathnahum fee alyammi wahuwa muleemun

41
Hoofdstuk 51 : Vers 41

وَفِى عَادٍ إِذْ أَرْسَلْنَا عَلَيْهِمُ ٱلرِّيحَ ٱلْعَقِيمَ

En in de 'Âd, toen Wij over hen een verwoestende wind zonden.

Transliteratie

Wafee AAadin ith arsalna AAalayhimu alrreeha alAAaqeema

42
Hoofdstuk 51 : Vers 42

مَا تَذَرُ مِن شَىْءٍ أَتَتْ عَلَيْهِ إِلَّا جَعَلَتْهُ كَٱلرَّمِيمِ

Die niets heel liet van wat hij tegenkwam, maar (alles) tot ruïnes maakte.

Transliteratie

Ma tatharu min shayin atat AAalayhi illa jaAAalathu kaalrrameemi

43
Hoofdstuk 51 : Vers 43

وَفِى ثَمُودَ إِذْ قِيلَ لَهُمْ تَمَتَّعُوا۟ حَتَّىٰ حِينٍ

En in de Tsamôed, toen tot hen gezegd werd: "Geniet maar, tot een bepaalde tijd."

Transliteratie

Wafee thamooda ith qeela lahum tamattaAAoo hatta heenin

44
Hoofdstuk 51 : Vers 44

فَعَتَوْا۟ عَنْ أَمْرِ رَبِّهِمْ فَأَخَذَتْهُمُ ٱلصَّـٰعِقَةُ وَهُمْ يَنظُرُونَ

Toen waren zij hoogmoedig tegenover het gebod van hun Heer, waarop de bliksemslag hen greep, terwijl zij toezagen.

Transliteratie

FaAAataw AAan amri rabbihim faakhathathumu alssaAAiqatu wahum yanthuroona

45
Hoofdstuk 51 : Vers 45

فَمَا ٱسْتَطَـٰعُوا۟ مِن قِيَامٍ وَمَا كَانُوا۟ مُنتَصِرِينَ

Toen konden zij niet meer opstaan en zij konden zichzelf niet helpen.

Transliteratie

Fama istataAAoo min qiyamin wama kanoo muntasireena

46
Hoofdstuk 51 : Vers 46

وَقَوْمَ نُوحٍ مِّن قَبْلُ ۖ إِنَّهُمْ كَانُوا۟ قَوْمًا فَـٰسِقِينَ

En het volk van Nôeh van daarvóór: voorwaar, zij waren een zwaar zondig volk.

Transliteratie

Waqawma noohin min qablu innahum kanoo qawman fasiqeena

47
Hoofdstuk 51 : Vers 47

وَٱلسَّمَآءَ بَنَيْنَـٰهَا بِأَيْي۟دٍ وَإِنَّا لَمُوسِعُونَ

En Wij hebben de hemel met een grote macht gebouwd. En voorwaar, Wij zijn zeker Machtigen.

Transliteratie

Waalssamaa banaynaha biaydin wainna lamoosiAAoona

48
Hoofdstuk 51 : Vers 48

وَٱلْأَرْضَ فَرَشْنَـٰهَا فَنِعْمَ ٱلْمَـٰهِدُونَ

En Wij hebben de aarde uitgespreid, en de beste Uitspreiders zijn Wij.

Transliteratie

Waalarda farashnaha faniAAma almahidoona

49
Hoofdstuk 51 : Vers 49

وَمِن كُلِّ شَىْءٍ خَلَقْنَا زَوْجَيْنِ لَعَلَّكُمْ تَذَكَّرُونَ

En van alle dingen hebben Wij paren geschapen. Hopelijk zullen jullie je laten vermanen.

Transliteratie

Wamin kulli shayin khalaqna zawjayni laAAallakum tathakkaroona

50
Hoofdstuk 51 : Vers 50

فَفِرُّوٓا۟ إِلَى ٱللَّهِ ۖ إِنِّى لَكُم مِّنْهُ نَذِيرٌ مُّبِينٌ

(Zeg, O Moehammad) "Vlucht daarom naar Allah: voorwaar, ik ben voor jullie van Hem (voor Zijn bestraffing) een duidelijke waarschuwer.

Transliteratie

Fafirroo ila Allahi innee lakum minhu natheerun mubeenun

51
Hoofdstuk 51 : Vers 51

وَلَا تَجْعَلُوا۟ مَعَ ٱللَّهِ إِلَـٰهًا ءَاخَرَ ۖ إِنِّى لَكُم مِّنْهُ نَذِيرٌ مُّبِينٌ

En neemt naast Allah geen andere god: voorwaar, ik ben voor jullie van Hem (voor Zijn bestraffing) een duidelijke waarschuwer."

Transliteratie

Wala tajAAaloo maAAa Allahi ilahan akhara innee lakum minhu natheerun mubeenun

52
Hoofdstuk 51 : Vers 52

كَذَٰلِكَ مَآ أَتَى ٱلَّذِينَ مِن قَبْلِهِم مِّن رَّسُولٍ إِلَّا قَالُوا۟ سَاحِرٌ أَوْ مَجْنُونٌ

Zo kwam er tot degenen vóór hen geen Boodschapper, of zij zeiden: "(Hij is) een tovenaar, of een bezetene."

Transliteratie

Kathalika ma ata allatheena min qablihim min rasoolin illa qaloo sahirun aw majnoonun

53
Hoofdstuk 51 : Vers 53

أَتَوَاصَوْا۟ بِهِۦ ۚ بَلْ هُمْ قَوْمٌ طَاغُونَ

Dragen zij dit aan elkaar over (van geslacht op geslacht)? Zij zijn zelfs een overtredend volk.

Transliteratie

Atawasaw bihi bal hum qawmun taghoona

54
Hoofdstuk 51 : Vers 54

فَتَوَلَّ عَنْهُمْ فَمَآ أَنتَ بِمَلُومٍ

Wend je daarom van hen af, dan wordt jou niets verweten.

Transliteratie

Fatawalla AAanhum fama anta bimaloomin

55
Hoofdstuk 51 : Vers 55

وَذَكِّرْ فَإِنَّ ٱلذِّكْرَىٰ تَنفَعُ ٱلْمُؤْمِنِينَ

En vermaan: want voorwaar, de vermaning baat de gelovigen.

Transliteratie

Wathakkir fainna alththikra tanfaAAu almumineena

56
Hoofdstuk 51 : Vers 56

وَمَا خَلَقْتُ ٱلْجِنَّ وَٱلْإِنسَ إِلَّا لِيَعْبُدُونِ

En Ik heb de Djinn's en de mens slechts geschapen om Mij te dienen.

Transliteratie

Wama khalaqtu aljinna waalinsa illa liyaAAbudooni

57
Hoofdstuk 51 : Vers 57

مَآ أُرِيدُ مِنْهُم مِّن رِّزْقٍ وَمَآ أُرِيدُ أَن يُطْعِمُونِ

Ik wens geen voorzieningen van hen, en ik wens niet dat zij Mij voeden.

Transliteratie

Ma oreedu minhum min rizqin wama oreedu an yutAAimooni

58
Hoofdstuk 51 : Vers 58

إِنَّ ٱللَّهَ هُوَ ٱلرَّزَّاقُ ذُو ٱلْقُوَّةِ ٱلْمَتِينُ

Voorwaar, Allah is de Voorziener, de Bezitter van sterke kracht.

Transliteratie

Inna Allaha huwa alrrazzaqu thoo alquwwati almateenu

59
Hoofdstuk 51 : Vers 59

فَإِنَّ لِلَّذِينَ ظَلَمُوا۟ ذَنُوبًا مِّثْلَ ذَنُوبِ أَصْحَـٰبِهِمْ فَلَا يَسْتَعْجِلُونِ

Voorwaar, de zonden van degenen die onrecht plegen zijn gelijk aan de zonden van hun soortgenoten (in vroegere generaties). Laten zij daarom Mij niet vragen (de bestraffing) te bespoedigen.

Transliteratie

Fainna lillatheena thalamoo thanooban mithla thanoobi ashabihim fala yastaAAjiloona

60
Hoofdstuk 51 : Vers 60

فَوَيْلٌ لِّلَّذِينَ كَفَرُوا۟ مِن يَوْمِهِمُ ٱلَّذِى يُوعَدُونَ

Wee dan degenen die ongelovig zijn op hun Dag die aangezegd is.

Transliteratie

Fawaylun lillatheena kafaroo min yawmihimu allathee yooAAadoona

Hoofdstuk 51

Bij de winden die doen opwaaien. [1]

Bij de wolken die een zware last dragen. [2]

Bij de schepen die gemakkelijk voortdrijven. [3]

Bij de verdelers (de Engelen) die volgens een verordening verdelen. [4]

Voorwaar, wat jullie is aangezegd zal zeker bewaarheid worden. [5]

En voorwaar, de (Dag der) Opstanding zal zeker plaatsvinden. [6]

Bij de hemel met zijn banen (van sterren en planeten). [7]

Voorwaar, jullie standpunt (tegenover de Profeet en de Koran) wisselt. [8]

Degene die ervan afgewend wordt, die wordt belogen. [9]

Verdoemd zijn de leugenaars! [10]

Degenen die in achteloosheid verkeren. [11]

Zij vragen: "Wanneer is de Dag van de Opstanding?" [12]

Op die Dag zullen zij in de Hel verbrand worden. [13]

(De bewaker van de Hel zegt:) "Proeft jullie bestraffing. Dit is waar jullie de bespoediging van vroegen." [14]

Voorwaar, de Moettaqôen verblijven in Tuinen en bij bronnen (in het Paradijs). [15]

Zij nemen wat hun Heer hun geeft. Voorwaar, zij behoorden voorheen tot de weldoeners. [16]

Zij plachten gedurende de nacht weinig te slapen. [17]

En in de laatste uren van de nacht smeekten zij om vergeving. [18]

En van hun bezittingen was een rechtmatig deel voor de bedelaar en voor degene die zich weerhield van bedelen. [19]

En op de aarde zijn Tekens voor de overtuigden. [20]

En ook in jullie zelf, zien jullie dan niet? [21]

En in de hemel is jullie voorziening, en wat jullie is beloofd. [22]

Bij de Heer van de hemel en de aarde: voorwaar, het is zeker waar, zo waar als (het feit) dat jullie spreken. [23]

Heeft de geschiedenis van de geëerde gasten van Ibrahîm jou bereikt? [24]

Toen zij bij hem kwamen, zeiden zij: "Vrede!" Hij zei: "Vrede!", (en hij dacht bij zichzelf:) "Onbekend volk." [25]

Hij ging toen vlug naar zijn familie en bracht een geroosterd kalf. [26]

Hij plaatste het daarop vóór hen, en zei: "Eten jullie het niet?" [27]

(Maar zij wilden niet eten.) Toen voelde hij angst voor hen. Zij zeiden: "Wees niet bang." En zij verkondigden hem de verheugende tijding over (de geboorte van) een verstandige jongeling (Ishâq). [28]

Zijn vrouw kwam schreeuwend naar voren, en zij sloeg zich in haar gezicht, en zei: "Ik ben een oude, onvruchtbare vrouw!" [29]

Zij zeiden: "Zo heeft jouw Heer gesproken: voorwaar, Hij is de Alwijze, de Alwetende." [30]

Hij (Ibrâhîm) vroeg: "Wat is jullie boodschap, O gezanten?" [31]

Zij zeiden: "Voorwaar, wij zijn gezonden naar een volk van misdadigers. [32]

Opdat wij stenen van klei op hen neerzenden. [33]

Die zijn gekenmerkt bij jouw Heer, voor de overtreders." [34]

Toen deden Wij degenen die daar tot de gelovigen behoorden vertrekken. [35]

Maar Wij troffen daar slechts één huis van degenen die zich (aan Allah) overgegeven hadden aan. (het huis van Lôeth) [36]

En Wij lieten daar een Teken achter voor degenen die de pijnlijke bestraffing vreesden. [37]

En ook in (de geschiedenis van) Môesa toen Wij hem naar Fir'aun zonden met een duidelijk bewijs. [38]

Hij (Fir'aun) wendde zich af met zijn gevolg, en hij zei: "(Hij is) een tovenaar, of een bezetene!" [39]

Daarop grepen Wij hem en zijn legers en wierpen hen in de zee. En hem (Fir'aun) trof de blaam. [40]

En in de 'Âd, toen Wij over hen een verwoestende wind zonden. [41]

Die niets heel liet van wat hij tegenkwam, maar (alles) tot ruïnes maakte. [42]

En in de Tsamôed, toen tot hen gezegd werd: "Geniet maar, tot een bepaalde tijd." [43]

Toen waren zij hoogmoedig tegenover het gebod van hun Heer, waarop de bliksemslag hen greep, terwijl zij toezagen. [44]

Toen konden zij niet meer opstaan en zij konden zichzelf niet helpen. [45]

En het volk van Nôeh van daarvóór: voorwaar, zij waren een zwaar zondig volk. [46]

En Wij hebben de hemel met een grote macht gebouwd. En voorwaar, Wij zijn zeker Machtigen. [47]

En Wij hebben de aarde uitgespreid, en de beste Uitspreiders zijn Wij. [48]

En van alle dingen hebben Wij paren geschapen. Hopelijk zullen jullie je laten vermanen. [49]

(Zeg, O Moehammad) "Vlucht daarom naar Allah: voorwaar, ik ben voor jullie van Hem (voor Zijn bestraffing) een duidelijke waarschuwer. [50]

En neemt naast Allah geen andere god: voorwaar, ik ben voor jullie van Hem (voor Zijn bestraffing) een duidelijke waarschuwer." [51]

Zo kwam er tot degenen vóór hen geen Boodschapper, of zij zeiden: "(Hij is) een tovenaar, of een bezetene." [52]

Dragen zij dit aan elkaar over (van geslacht op geslacht)? Zij zijn zelfs een overtredend volk. [53]

Wend je daarom van hen af, dan wordt jou niets verweten. [54]

En vermaan: want voorwaar, de vermaning baat de gelovigen. [55]

En Ik heb de Djinn's en de mens slechts geschapen om Mij te dienen. [56]

Ik wens geen voorzieningen van hen, en ik wens niet dat zij Mij voeden. [57]

Voorwaar, Allah is de Voorziener, de Bezitter van sterke kracht. [58]

Voorwaar, de zonden van degenen die onrecht plegen zijn gelijk aan de zonden van hun soortgenoten (in vroegere generaties). Laten zij daarom Mij niet vragen (de bestraffing) te bespoedigen. [59]

Wee dan degenen die ongelovig zijn op hun Dag die aangezegd is. [60]